Persbericht

Afval en herstelling

Toespraak, gehouden tijdens de algemene aprilconferentie van 1995 te Salt Lake City. Ouderling Dallin H. Oaks
van het Quorum der Twaalf Apostelen 'Het doel van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is om alle kinderen van God hun potentieel te laten inzien en hun hoogste bestemming te laten bereiken.' De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen heeft veel geloofsaspecten gemeenschappelijk met andere christelijke kerken. Maar we hebben ook verschillen, en die verschillen zijn de reden dat we zendelingen uitsturen naar andere christenen, dat we behalve kerkgebouwen ook tempels bouwen, en dat ons geloof ons zoveel geluk geeft en de kracht waardoor we kunnen omgaan met de moeilijkheden die het leven en de dood met zich mee brengen. Ik wil het hebben over enkele belangrijke aspecten die onze leerstellingen toevoegen aan het christelijk geloof. Mijn onderwerp vandaag is afval en herstelling. Vorig jaar ontdekten onderzoekers in de Sinaï, vlakbij het Suezkanaal, een Romeins fort en een stad. Hoewel het eens een grote stad was geweest, was de plek volkomen bedekt door woestijnzand en was hij al honderden jaren volkomen vergeten (Deseret News, 6 oktober 1994, p. A20). Ontdekkingen zoals deze spreken tegen wat algemeen wordt aangenomen, namelijk dat de kennis met het verstrijken van de tijd toeneemt. In feite wordt de algemene kennis van de mens op sommige terreinen alleen maar minder naarmate bepaalde belangrijke waarheden vervormd, genegeerd en uitein­delijk zelfs vergeten worden. Een voorbeeld: de Indianen in Amerika hadden in veel opzichten meer succes met het leven in harmonie met de natuur dan onze huidige samenleving. En ook zijn hedendaagse kunstenaars en vaklieden er niet in geslaagd om bepaalde superieure technieken en materialen uit het verleden weer te gebruiken, zoals bijvoorbeeld die van de vernis op een Stradivarius-viool. We zouden er verstandiger aan doen als we de kennis van enkele belangrijke zaken die vervormd, genegeerd of vergeten zijn, konden herstellen. Dat geldt ook voor godsdienstige kennis. Het verklaart de noodzaak van de evangelieherstelling die wij verkondigen. Toen aan Joseph Smith werd gevraagd om de basisleerstellingen van ons geloof te verklaren, schreef hij wat wij nu de geloofsartikelen noemen. Het eerste artikel luidt: 'Wij geloven in God, de Eeuwige Vader, en in Zijn Zoon Jezus Christus, en in de Heilige Geest.' Later verklaarde de profeet dat 'de eenvoudige fundamentele beginselen van het evangelie zeer zeker een kennis van de aard van God' omvatten (Conference Minutes , Times and Seasons, 15 augustus 1844, p. 614). We moeten beginnen met de waarheid over God en onze relatie tot Hem. Al het andere vloeit daaruit voort. Net als de rest van de christelijke wereld geloven wij in een Godheid bestaande uit de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Maar wij getuigen dat die drie leden van de Godheid drie afzonderlijke, onderscheiden personen zijn. Wij getuigen ook dat God de Vader niet slechts een geest is, maar een verheerlijkte persoon met een tastbaar lichaam, net als zijn verrezen Zoon, Jezus Christus. Toen de leringen die we nu in de Bijbel hebben voor het eerst aan de profeten werden gegeven, waren ze 'duidelijk en klaar en zeer waardevol en begrijpelijk' (1 Nephi 14:23). Zelfs in de overgeleverde en vertaalde versie die we tegenwoordig hebben, bevestigt de Bijbel dat God, de Vader, en zijn herrezen Zoon, Jezus Christus, tastbare, afzonderlijke personen zijn. Om maar eens twee van dergelijke leringen aan te halen: de Bijbel verklaart dat de mens naar het beeld van God is geschapen, en beschrijft bij de doop van Jezus de manifestatie van drie afzonderlijke leden van de Godheid (zie Genesis 1:27; Matteüs 3:13–17). Maar in plaats daarvan verwerpen veel christenen het denkbeeld van een tastbare, persoonlijke God en een Godheid bestaande uit drie afzonderlijke personen. Zij geloven dat God een geest is, en dat de Godheid slechts uit één God bestaat. In onze ogen zijn deze denkbeelden een bewijs van wat wij de grote afval noemen. De denkbeelden die worden aangeduid met onschriftuurlijke termen als 'het onbegrijpelijke mysterie van God' en 'het mysterie van de Heilige Drie-eenheid' zijn toe te schrijven aan de denkbeelden uit de Griekse filosofie. Die filosofische denkbeelden hebben het christendom in de eerste eeuwen na de dood van de apostelen veranderd. Een voorbeeld: destijds hielden de filosofen vol dat stoffelijke zaken slecht waren en dat God een geest zonder gevoelens of gemoedsaandoeningen was. Mensen die deze overtuiging deelden, inclusief de geleerden die invloedrijke bekeerlingen tot het christendom werden, vonden het moeilijk om de eenvoudige leerstellingen van het vroege christendom te aanvaarden: een Eniggeboren Zoon van wie gezegd werd dat Hij naar het uitdrukkelijke beeld van zijn Vader in de hemel was, en die zijn volgelingen leerde om één te zijn zoals Hij en zijn Vader één waren, en een Messias die stierf aan het kruis en later als een herrezen persoon met een lichaam van vlees en beenderen aan zijn volgelingen verscheen. Het conflict tussen de speculatieve wereld van de Griekse filosofie en het eenvoudige, letterlijke geloof en de gebruiken van de vroege christenen, resulteerde in ernstige twisten die dreigden de politieke tegenstellingen in het toch al uiteenvallende Romeinse Rijk te vergroten. Dat bracht keizer Constantijn ertoe om in 325 na Christus het eerste wereldwijde concilie bijeen te roepen. De beslissing van dit concilie in Nicaea blijft de allerbelangrijkste gebeurtenis na de dood van de apostelen in het formuleren van het hedendaagse christelijke beeld van de Godheid. De geloofsbelijdenis van Nicaea vaagde het denkbeeld weg van de Vader en de Zoon als afzonderlijke personen, door God de Zoon te definiëren als zijnde 'van hetzelfde wezen met de Vader'. Er volgden andere concilies, en uit andere beslissingen en de geschriften van leden van de staatskerk en filosofen ontstond er een synthese van Griekse filosofie en christelijke leer, waarmee de orthodoxe christenen van die tijd de volheid van de waarheid aangaande de aard van God en de Godheid kwijtraakten. De consequenties houden nog steeds stand in de verschillende geloofsbelijdenissen van het christendom, waarin een Godheid van slechts één persoon wordt verkondigd en die dat ene wezen of die God beschrijven als 'onbegrijpelijk' en 'zonder lichaam, lichaamsdelen of gemoedsaandoeningen'. Een van de kenmerkende aspecten van de leer van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is de verwerping van al die nabijbelse geloofsbelijdenissen. (Zie: Stephen E. Robinson, Are Mormons Christians? [Salt Lake City: Bookcraft, 19911; Encyclopedia of Mormonism [New York: MacMillan Publishing Co., 1992, onderwerpen: Apostasy; Doctrine; God the Father; en Godhead.) In de loop van het proces dat wij de afval noemen, werd door compromissen met de speculatieve beginselen van de Griekse filosofie de tastbare, persoonlijke God die in het Oude en Nieuwe Testament beschreven wordt, vervangen door de abstracte, onbegrijpelijke Godheid. De taal zoals we die in de Bijbel hebben werd niet veranderd, alleen werden nu de zogenaamde 'verborgen betekenissen' van schriftuurlijke termen verklaard met gebruikmaking van de voca­bulaire van een filosofie die de oorsprong van de bijbelse leringen vreemd was. In de taal van die filosofie was God de Vader niet langer een vader, behalve in een figuurlijke betekenis. Hij was niet meer een begrijpelijke, medelevende persoon. En de afzonderlijke identiteit van zijn Eniggeboren Zoon werd opgeslokt in een filosofische abstractie die poogde een gemeenschappelijk wezen te definiëren en een onbegrijpelijke relatie. Dit zijn harde beschrijvingen van een godsdienstige filosofie, maar ik haast mij om eraan toe te voegen dat de heiligen der laatste dagen een dergelijke kritiek niet toepassen op de mensen die deze overtuiging belijden. Wij geloven dat de meeste godsdienstige leiders en volgelingen oprechte gelovigen zijn die God liefhebben en Hem naar hun beste vermogen begrijpen en dienen. Wij zijn de mensen die het licht van het geloof en de kennis door de eeuwen heen tot in deze tijd brandend hebben gehouden veel verschuldigd. Om te beseffen hoe groot de bijdrage is van hen die in de loop der eeuwen de christelijke leer onderricht hebben, hoeven we alleen maar te kijken hoeveel minder licht en kennis volken hebben die de namen van God en Jezus Christus niet kennen. De christelijke leermeesters eren wij als dienstknechten van God. En toen kwam het eerste visioen. Een ongeschoolde jongen die om kennis vroeg uit de hoogste bron zag twee personen met een onbeschrijflijke heerlijkheid en licht, en hoorde een van Hen zeggen, terwijl Hij op de ander wees: 'Deze is Mijn geliefde Zoon - hoor Hem!' (Joseph Smith - Geschiedenis 1:17.) De goddelijke leringen in dat visioen luidden de herstelling in van het volledige evangelie van Jezus Christus. God de Zoon vertelde de jonge profeet dat alle geloofsbelijdenissen van de kerken in die tijd 'een gruwel in Zijn ogen' waren (zie vs. 19). Wij bevestigen dat die goddelijke verklaring een veroordeling inhield van de geloofsbelijdenissen, en niet van de gelovige zoekers naar het goede die erin geloofden. Uit het eerste visioen van Joseph Smith bleek dat de algemeen heersende opvattingen in die tijd aangaande de aard van God en de Godheid niet waar waren, en hen die erin geloofden niet konden leiden tot de bestemming die God voor hen bedoeld had. Nadat er vervolgens hedendaagse Schriftuur en openbaring waren uitgestort, verklaarde deze hedendaagse profeet: 'De Vader heeft een lichaam van vlees en beenderen, even tastbaar als dat van de mens; de Zoon eveneens, maar de Heilige Geest heeft geen lichaam van vlees en beenderen, doch is een Persoon van geest' (Leer en Verbonden 130:22). Die overtuiging houdt echter niet in dat wij beweren geestelijk rijp genoeg te zijn om God te begrijpen. Noch vergelijken wij ons onvolmaakte, sterfelijke lichaam met zijn onsterfelijke, verheerlijkte wezen. Maar we kunnen wél begrijpen wat Hij aangaande Zichzelf en de andere leden van de Godheid geopenbaard heeft. En die kennis vormt de grondslag voor ons begrip van het doel van dit sterfelijk leven en van onze eeuwige bestemming na dit leven als herrezen personen. In de theologie van de herstelde kerk van Jezus Christus is het doel van ons sterfelijk leven ons voor te bereiden om onze bestemming als zoons en dochters van God te bereiken, namelijk om te worden zoals Hij. Zowel Joseph Smith als Brigham Young hebben onderricht dat 'geen enkel mens (...) zichzelf kan kennen zonder God te kennen, en hij kan God niet kennen zonder zichzelf te kennen' (Journal of Discourses, deel 16, blz. 75; zie ook The Words of Joseph Smith, blz. 340, [Ehat en Cook, red., Religious Studies Center, BYU, Provo, Utah, 19801]). In de Bijbel worden sterfelijke personen beschreven als 'kinderen Gods' en 'erfgenamen van God, en medeerfgenamen van Christus' (Romeinen 8:16-17). Er staat ook dat 'wij delen in zijn lijden, (...) om ook te delen in zijn verheerlijking' (Romeinen 8:17), en dat 'als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen' (1 Johannes 3:2). Wij nemen die bijbelse leringen letterlijk. Wij geloven dat het doel van dit sterfe­lijk leven is om een sterfelijk lichaam te verkrijgen en, door de verzoening van Jezus Christus en door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie, zo te leven dat wij in aanmerking komen voor de verheerlijkte, herrezen celestiale staat die de verhoging of het eeuwige leven wordt genoemd. Net als andere christenen geloven wij in een hemel of paradijs en een hel na het sterfelijk leven, maar voor ons is die tweedeling van de rechtvaardigen en de goddelozen slechts tijdelijk, terwijl de geesten van de overledenen hun opstanding en laatste oordeel afwachten. De bestemmingen die hen na het laatste oordeel wachten, vormen een veel grotere verscheidenheid. Onze herstelde kennis van de afzonderlijke identiteit en aard van de drie leden van de Godheid verschaffen ons een sleutel waarmee we de verscheidenheid aan graden van herrezen heerlijkheid beter kunnen begrijpen. Bij het laatste oordeel zullen de kinderen Gods ieder aan een koninkrijk van heerlijkheid worden toegewezen waarvoor zij door hun mate van gehoorzaamheid in aanmerking komen. In zijn brieven aan de Korintiërs beschrijft de apostel Paulus die plekken. Hij vertelt van een visioen waarin hij 'weggevoerd werd tot in de derde hemel' en 'onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken' (2 Korintiërs 12:2, 4). In een relaas over de opstanding van de doden heeft hij 'celestiale lichamen', 'terrestriale' en 'telestiale' lichamen (zie Bijbelvertaling van Joseph Smith, 1 Korintiërs 15:40) beschreven, die elk betrekking hebben op een andere graad van heerlijkheid. Hij heeft die verschillende heerlijkheden vergeleken met de zon, de maan en de verschillende sterren (zie 1 Korintiërs 15:41). Uit hedendaagse openbaring vernemen we dat die verschillende graden van heerlijkheid een zeker verband houden met de drie verschillende leden van de Godheid. De laagste graad is het telestiale domein van hen die 'noch het evangelie noch het getuigenis van Jezus aan[namen], noch de profeten, noch het eeuwig verbond' (Leer en Verbonden 76:101) en die moeten lijden vanwege hun slechtheid. Maar zelfs die graad heeft een heerlijkheid die 'alle begrip te boven gaat' (LV 76:89). De terrestriale graad is de woonplaats voor hen 'die eer­zame mensen op aarde waren' (LV 76:75). Het kenmerk waarin het zich het meest van de andere graden onderscheidt, is dat zij die voor de terrestriale heerlijkheid in aanmerking komen 'de tegenwoordigheid des Zoons ontvangen' (LV 76:77). Overeen­komstig denkbeelden die vele christenen kennen, zou men dit hogere koninkrijk kunnen vergelijken met de hemel, omdat het de tegenwoordigheid van de Zoon heeft. Maar in tegenstelling tot de traditionele christelijke wereld staan wij achter Paulus met onze bevestiging dat er een derde, hogere hemel is. In hedendaagse openbaring wordt die beschreven als het celestiale koninkrijk - de woonplaats van hen 'wier lichaam celestiaal is, wier heerlijkheid die der zon is, namelijk de heerlijkheid van God' (LV 76:70). Zij die in aanmerking komen voor dit koninkrijk van heerlijkheid 'zullen voor eeuwig wonen in de tegenwoordigheid van God en Zijn Christus' (LV 76:62). Zij die aan de hoogste vereisten voor dit koninkrijk voldaan hebben, inclusief getrouwheid aan de verbonden die in een tempel van God gesloten worden en het eeuwig huwelijk, zullen worden verhoogd tot de goddelijke staat die de 'volheid' van de Vader of het eeuwige leven wordt genoemd (zie LV 76:56, 94; zie ook LV 131, 132:19-20). (Die bestemming van het eeuwig leven of Gods leven zou allen bekend moeten zijn die de vroegchristelijke leer en het geloof in vergoddelijking of verheerlijking bestudeerd hebben.) Voor ons is het eeuwig leven geen mystieke eenwording met een onbegrijpelijke geestgod. Het eeuwig leven is gezinsleven met een liefhebbende Vader in de hemel en met onze voorouders en ons nageslacht. De theologie van het herstelde evangelie van Jezus Christus is allesomvattend, universeel, barmhartig en waar. Na de benodigde ervaring van het sterfelijk leven zullen uiteindelijk alle zoons en dochters van God worden opgewekt, waarna zij naar een koninkrijk van heerlijkheid zullen gaan. De rechtvaardigen - ongeacht tot welke gods­dienstige groepering zij momenteel behoren of welk geloof zij aanhangen - zullen naar een koninkrijk van heerlijkheid gaan dat fantastischer is dan iemand van ons kan be­vatten. Zelfs de slechte mensen zullen uiteindelijk naar een geweldig, maar lager, koninkrijk van heerlijkheid gaan. Dat zal allemaal plaatsvinden vanwege de liefde die God voor zijn kinderen heeft, en vanwege de verzoening en de herrijzenis van Jezus Christus 'Die de Vader verheerlijkt, en alle werken van Zijn hand redt' (LV 76:43). Het doel van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is om alle kinderen van God hun potentieel te laten inzien en hun hoogste bestemming te laten bereiken. Deze kerk bestaat om de zoons en dochters van God toegang tot, en verhoging in, het celestiale koninkrijk te verschaffen. Dit is een gezinsgerichte kerk, zowel in de leer als in de praktijk. Ons begrip van de aard en het doel van God de Eeuwige Vader verklaart onze bestemming en onze relatie in zijn eeuwige familie. Onze theologie begint met hemelse Ouders. Onze hoogste ambitie is te worden zoals Zij. In het barmhartige plan van de Vader is dit alles mogelijk door de verzoening van de Eniggeborene van de Vader, onze Heer en Heiland, Jezus Christus. Wij, als aardse ouders, nemen deel in het evangelieplan door de geestkinderen van God een sterfelijk lichaam te verschaffen. De volheid van het eeuwig heil is een gezinsaangelegenheid. De realiteit van die heerlijke mogelijkheden brengt ons ertoe onze boodschap van een hersteld christendom te verkondigen aan alle mensen, zelfs aan goede, praktiserende christenen met een ander geloof. Daarom bouwen we ook tempels. Dat is het geloof dat ons de kracht en de vreugde geeft die we nodig hebben om de moeilijkheden van het sterfelijk leven onder ogen te zien. Wij bieden deze waarheden en kansen aan alle mensen, en getuigen van de waarheid ervan in de naam van Jezus Christus. Amen. Voor meer informatie over dit en andere onderwerpen, zie http://www.mormon.org

Stijlgidsnotitie:Als u De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in een artikel noemt, gebruik dan bij de eerste vermelding alstublieft de volledig naam van de kerk. Voor meer informatie over het gebruik van de naam van de kerk, zie onze onlineStijlgids.