De kerstgeest
President Thomas S. Monson
Mijn geliefde broeders en zusters (...) er is weer een jaar
voorbijgevlogen, wat ons nogmaals in de kersttijd brengt.
Toen ik onlangs zat te mijmeren over kerstfeesten uit het verleden,
besefte ik dat waarschijnlijk geen enkele andere tijd in het jaar
zulke emotionele herinneringen oplevert als Kerstmis. De meeste
kerstfeesten die we ons het beste kunnen herinneren hebben weinig
met wereldse goederen te maken, maar veel met familieleden, liefde,
mededogen en geven om elkaar. Die gedachte biedt hoop aan diegenen
onder ons die vrezen dat de eenvoudige betekenis van het feest
verwatert door het commerciële aspect of door weerstand van mensen
met afwijkende godsdienstige ideeën, of gewoon door zo druk te zijn
met de beslommeringen die met deze tijd van het jaar gepaard gaan
dat we die bijzondere geest kwijtraken die we anders zouden kunnen
voelen.
Voor veel mensen is overdrijven een veel voorkomend probleem in
deze tijd van het jaar. We nemen meer op ons dan waar we tijd en
energie voor hebben. Misschien hebben we niet genoeg geld voor
alles wat we vinden dat we moeten kopen. Vaak voelen we ons tegen
de Kerst gestrest, uitgewrongen en versleten. En dat net in een
tijd waarin we juist de eenvoudige vreugde van de herdenking van
het Kindje in Betlehem zouden moeten voelen.
Maar doorgaans vindt de kerstgeest wel op de een of andere manier
de weg naar ons hart en ons leven, ondanks de moeilijkheden en de
afleidingen die onze tijd en energie vragen.
Vele jaren geleden las ik eens over iets dat met Kerstmis gebeurde
toen duizenden vermoeide reizigers vastzaten op de overvolle
luchthaven van Atlanta, in Georgia. IJzel had de vluchten ernstig
vertraagd, net toen al die mensen probeerden de bestemming te
bereiken waar ze Kerstmis het liefste doorbrachten: waarschijnlijk
thuis.
Het was december 1970. Toen het middernacht werd, waren de
ticketbalies nog omringd door ongelukkige passagiers die overlegden
met luchtvaartpersoneel dat al lang niet meer zo vrolijk was. Zij
wilden ook naar huis. Enkele mensen slaagden erin wat te dommelen
op een ongemakkelijke stoel. Anderen stonden bij kiosks zwijgend
pocketboeken door te bladeren.
Als er al een gemeenschappelijke band was tussen de verschillende
mensen in de menigte, was het eenzaamheid — een doordringende,
onontkoombare, verstikkende eenzaamheid. Maar volgens de
luchthavenetiquette moest iedere reiziger zijn onzichtbare barrière
voor alle anderen omhoog houden. Liever eenzaam zijn dan betrokken,
want dat betekende onvermijdelijk luisteren naar de klachten van
sombere, ontmoedigde medereizigers.
Wat in feite het probleem was, dat was dat er meer passagiers waren
dan er stoelen beschikbaar waren in de vliegtuigen. Als er
eindelijk een vliegtuig weg kon, bleven er meer passagiers achter
dan er aan boord konden. De woorden ‘wachtlijst’, ‘reservering
bevestigd’ en ‘eerste klas-passagier’ bepaalden de prioriteit en
waren indicaties van geld, macht, invloed, vooruitplannen — of een
gebrek daaraan.
Gate 67 in Atlanta was een microkosmos van het hele
luchthavengebouw. Het was nauwelijks meer dan een kantoorhokje dat
van glas was voorzien, maar het zat propvol reizigers die naar New
Orleans, Dallas en meer westelijk gelegen bestemmingen hoopten te
reizen. Behalve onder enkele gelukkigen die samen reisden, was er
onder de mensen bij gate 67 nauwelijks enige conversatie. Een
vertegenwoordiger staarde afwezig de ruimte in, alsof hij berustte
in zijn lot. Een jonge moeder hield een baby in haar armen en
wiegde hem zachtjes in een ijdele poging om het zachte dreinen te
stillen.
En er was een man in een grijs flanellen kostuum met mooie snit die
op de een of andere manier niet geraakt leek te worden door het
collectieve lijden. Uit zijn houding sprak een zekere
onverschilligheid. Hij was verdiept in papieren. Misschien was hij
wel de eindejaarswinst van het bedrijf aan het uitrekenen. Een
zenuwachtige reiziger die vlakbij hem zat, keek naar deze drukke
man en had hem misschien wel als een Ebenezer Scrooge kunnen
zien.
Plotseling werd de relatieve stilte verbroken door wat beroering.
Een jonge man in militair uniform, hooguit negentien jaar oud,
voerde een opgewonden gesprek met de baliemedewerker. De jongen had
een ticket met lage prioriteit. Hij smeekte de agent om hem te
helpen New Orleans te bereiken zodat hij de bus naar zijn onbekende
woonplaats in Louisana kon nemen.
De baliemedewerker vertelde hem vermoeid dat de vooruitzichten de
komende 24 uur slecht waren, en misschien nog wel langer. De jongen
werd wanhopig. Hij zou direct na Kerstmis met zijn eenheid naar
Vietnam worden uitgezonden — waar op dat moment een oorlog woedde —
en als hij zijn vlucht niet haalde, zou hij misschien nooit meer
een kerst thuis meemaken. Zelfs de zakenman keek van zijn
cryptische berekeningen op met een voorzichtige belangstelling. De
baliemedewerker was geroerd, zelfs enigszins in verlegenheid
gebracht. Maar hij kon alleen maar zijn medeleven betuigen. Hij had
geen hoop te bieden. De jongen stond bij de vertrekbalie bezorgde
blikken om zich heen te werpen in de propvolle ruimte, alsof hij
ten minste één vriendelijk gezicht zocht.
Uiteindelijk kondigde de baliemedewerker aan dat de passagiers aan
boord konden gaan. De reizigers, die urenlang gewacht hadden, hesen
zich uit hun stoel, vergaarden hun bezittingen en schuifelden door
de smalle gang naar het wachtende vliegtuig: twintig, dertig,
honderd, tot er geen stoelen meer over waren. De medewerker wendde
zich tot de wanhopige jonge soldaat en haalde zijn schouders
op.
Maar zonder dat er enige verklaring voor te vinden was, was de
zakenman achtergebleven. En hij stapte naar voren. ‘Ik heb een
bevestigde reservering’, zei hij zachtjes tegen de baliemedewerker.
‘Ik wil mijn stoel graag aan deze jongeman geven.’ De medewerker
staarde hem ongelovig aan; en wenkte toen de soldaat. De jongen in
de olijfkleurige kleding was sprakeloos. Met tranen op zijn wangen
schudde hij de man in het grijze flanellen pak de hand, en deze
mompelde gewoonweg: ‘Het allerbeste. Vrolijk kerstfeest. Het
allerbeste.’
Toen de deur van het vliegtuig dicht ging en de motoren steeds
harder begonnen te zoemen, keerde de zakenman zich om en vertrok
met zijn koffertje in zijn hand naar het restaurant, dat dag en
nacht open was.
Van de duizenden gestrande reizigers op de luchthaven van Atlanta
waren maar enkelen getuige van het schouwspel bij gate 67. Maar
voor hen die het zagen, maakten het chagrijn, de frustratie en de
vijandigheid plaats voor een warme gloed. Deze vriendelijke
liefdesdaad tussen vreemdelingen had de kerstgeest in hun hart
gebracht.
De lichtjes van het vertrekkende vliegtuig knipperden als
sterretjes toen het in het duister verdween. De baby sliep nu
stilletjes op schoot bij de jonge moeder. Misschien zou er na nog
vele uren weer een vlucht vertrekken. Maar zij die het voorval
hadden gezien, waren minder ongeduldig. De gloed bleef hangen, hij
was stilletjes maar voelbaar aanwezig in die kleine stal van glas
en plastic bij gate 67.1
Broeders en zusters, de ware vreugde van het kerstfeest ontdekken
doen we niet door ons te haasten om nóg meer verplichte cadeautjes
te kopen. Ware vreugde krijgen we als we de liefde en het mededogen
betonen die geïnspireerd zijn door de Heiland van de wereld, toen
Hij zei: ‘In zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders
hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.’2
Mogen in deze blijde tijd van het jaar onze persoonlijke
meningsverschillen vergeten worden en onze vijandige gevoelens
genezen. Moge wij van deze tijd genieten door te denken aan de
behoeftigen en de bezochten. Moge onze vergevensgezindheid zich
uitstrekken tot hen die ons iets hebben aangedaan, net zoals wij
hopen dat wij vergeven zullen worden. Moge er goedheid heersen in
ons hart en liefde heersen bij ons thuis.
Laten we bij onze overwegingen hoe we ons geld gaan besteden aan
kerstcadeaus ook eens nadenken hoe we onze tijd gaan besteden om
anderen de ware kerstgeest te brengen.
De Heiland heeft ons allen vrijelijk geschenken van onschatbare
waarde gegeven. Tijdens zijn bediening zegende Hij de zieken, liet
Hij de blinden zien, liet Hij de doven horen en de kreupelen en
lammen lopen. Hij maakte de onreinen weer rein. Hij gaf de
levenlozen weer adem. Hij bracht de wanhopigen hoop en bracht licht
in de duisternis.
Hij gaf ons zijn liefde, zijn dienstbetoon en zijn leven.
Wat is de geest die we met Kerstmis voelen? Het is zijn geest: de
geest van Christus.
Hoe vreedzaam stil, hoe vreedzaam stil komt ’s hemels heilig
Kind!
Zo zendt de Heer zijn zegen neer tot elk die Hem bemint.
Geen oor hoort Hem ooit komen, maar in dit rijk des leeds,
waar ’t vroom gemoed Hem blij begroet, maakt Hij zijn woon nog
steeds.3
Laten wij met de reine liefde van Christus volgen in zijn voetspoor
nu wij de tijd naderen waarin wij zijn geboorte vieren. En laten
wij daarbij bedenken dat Hij nog steeds leeft en dat Hij het licht
der wereld is, en ons beloofd heeft: ‘Wie Mij volgt, zal nimmer in
de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens
hebben.’4
Ik heb u lief, broeders en zusters, en ik geef u mijn zegen. Moge u
een heerlijk kerstfeest hebben. Moge er liefde en vriendelijkheid
en vrede in uw hart heersen en bij u thuis. Mogen zelfs zij wier
hart bezwaard is opgebeurd worden door de genezing die alleen maar
komt van Hem die troost en geruststelt.
Met de geest van Christus in ons leven hebben we liefde voor alle
mensen en is er welbehagen, niet alleen in deze kersttijd, maar het
hele jaar door.
Dat wij dit mogen meemaken, dat het onze zegen mag zijn, bid ik in
de naam van Jezus Christus, onze Heiland en Verlosser. Amen.
NOTEN
1. Naar ‘Drama at Gate 67’, Ray Jenkins.
2. Matteüs 25:40.
3. ‘O Betlehem, gij kleine stad’, naar Phillips Brooks, lofzang
145.
4. Johannes 8:12.
Stijlgidsnotitie:Als u De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in een artikel noemt, gebruik dan bij de eerste vermelding alstublieft de volledig naam van de kerk. Voor meer informatie over het gebruik van de naam van de kerk, zie onze onlineStijlgids.