Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen Ik voelde me geïnspireerd om het over echtscheiding te hebben. Dat is een gevoelig onderwerp, want het roept zulke sterke emoties op bij de mensen die het op verschillende manieren geraakt heeft. Sommigen zien zichzelf of hun dierbaren als slachtoffers van een echtscheiding. Anderen zien zichzelf als begunstigden. Sommigen zien echtscheiding als een bewijs van mislukking. Anderen zien het als een uitweg uit een huwelijk. Maar hoe dan ook, op de een of andere manier worden de meeste gezinnen (...) geraakt door een echtscheiding. Maar vanuit welk standpunt u het onderwerp ook benadert, luister alstublieft terwijl ik tracht om een duidelijke uiteenzetting te geven van de gevolgen van echtscheidingen op de eeuwige familierelaties waarnaar wij streven in het kader van het evangelieplan. Ik spreek uit bezorgdheid, maar met hoop. I. Wij leven in een wereld waarin het huwelijk als concept gevaar loopt en waarin echtscheidingen heel gewoon zijn. De gedachte dat de samenleving er groot belang bij heeft om huwelijken voor het algemeen welzijn en voor het welzijn van het echtpaar en hun kinderen in stand te houden, is voor velen vervangen door het idee dat het huwelijk niet meer is dan een privérelatie tussen volwassenen en dat die op initiatief van een van beiden beëindigd kan worden.1 Landen zonder echtscheidingswet hebben er een aangenomen en de meeste landen die echtscheiding al toestonden, hebben het makkelijker gemaakt om er een aan te vragen. Helaas kan het onder de huidige wet inzake echtscheidingen waarbij geen schuldige wordt aangewezen makkelijker zijn om een huwelijksrelatie met een ongewenste partner te beëindigen dan een arbeidsrelatie met een ongewenste werknemer. Sommigen noemen een eerste huwelijk zelfs een ‘startershuwelijk’, net als een kleine woning die men gebruikt alvorens naar iets beters te verhuizen. Afzwakken van het idee dat een huwelijk permanent en kostbaar is, heeft verreikende consequenties. Beïnvloed door de echtscheiding van hun eigen ouders of door de algemeen verbreide misvatting dat het huwelijk een blok aan het been is dat de persoonlijke vervulling in de weg staat, mijden sommige jonge mensen het huwelijk. Velen die zonder huwen onthouden de ander hun volledige toewijding en staan klaar om te vluchten bij het eerste teken van ernstige problemen. Daar staat tegenover dat hedendaagse profeten hebben gewaarschuwd dat het huwelijk zien ‘als niets meer dan een contract dat men met willekeur aangaat (...) en verbreekt bij de eerste moeilijkheid die zich voordoet (...) een kwaad is dat ernstig veroordeelt dient te worden’, vooral als daar kinderen onder zouden lijden.2 In de oudheid, en dit maakt nog steeds deel uit van de stammenwetten in sommige landen waar wij nu leden hebben, hadden mannen het recht om voor het minste geringste van hun vrouw te scheiden. De Heiland verwierp die onrechtvaardige verdrukking van de vrouw. Hij zei: ‘Mozes heeft u met het oog op de hardheid uwer harten toegestaan uw vrouwen weg te zenden, maar van den beginne is het zo niet geweest. Doch Ik zeg u: Wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een andere trouwt, pleegt echtbreuk. [En wie haar trouwt die is weggezonden, pleegt echtbreuk.]’ (Matteüs 19:8–9; laatste deel naar de King Jamesvertaling van de Bijbel.) Voor het soort huwelijk dat nodig is voor de verhoging — die eeuwig van duur en goddelijk in kwaliteit is — komt echtscheiding niet in aanmerking. In de tempels van de Heer worden echtparen voor de eeuwigheid in de echt verbonden. Maar sommige huwelijken groeien niet naar dat ideaal toe. Vanwege de ‘hardheid [onzer] harten’ dwingt de Heer momenteel niet de consequenties van de celestiale norm af. Hij staat toe dat gescheiden personen hertrouwen zonder de eeuwige schandvlek die in de hogere wet genoemd wordt. (...) II. Veel goede kerkleden zijn gescheiden. Ik spreek eerst tot hen. Wij weten dat velen van u onschuldige slachtoffers zijn — dat uw voormalige partner voortdurend heilige verbonden heeft overtreden of voor langere tijd geweigerd heeft om de huwelijkse plichten na te komen. Leden die zo slecht behandeld zijn, hebben kennis uit de eerste hand van omstandigheden die veel erger zijn dan een echtscheiding. Als een huwelijk dood en niet meer tot leven te wekken is, dan moet er een eind aan komen. Ik zag hier voorbeelden van in de Filipijnen. Twee dagen na hun tempelhuwelijk verliet een man zijn jonge vrouw en er is al tien jaar lang niets van hem gehoord. Een gehuwde vrouw vluchtte en vroeg in een ander land een scheiding aan. Maar haar man, die achterbleef, is volgens de Filipijnse wet nog steeds getrouwd. Daar er geen mogelijkheden tot echtscheiding zijn in dat land, hebben deze onschuldige slachtoffers van verlating geen enkele manier om hun gehuwde status te beëindigen en hun leven weer op te pakken. Wij weten dat sommigen met spijt terugkijken op hun aandeel in hun echtscheiding, omdat die deels of grotendeels hun fout was. Allen die een echtscheiding hebben doorgemaakt, weten hoe pijnlijk dat is, en zij hebben de genezende kracht en de hoop van de verzoening nodig. Die genezende kracht en die hoop staan hen en hun kinderen ter beschikking. III. Nu spreek ik tot de gehuwde(n), en vooral tot hen die misschien een echtscheiding overwegen. Ik dring er bij u en bij hen die u adviseren ernstig op aan om de realiteit onder ogen te zien dat de remedie voor de meeste huwelijksproblemen niet een echtscheiding is, maar bekering. Vaak is de oorzaak niet onverenigbaarheid van karakter, maar egoïsme. De eerste stap is niet een scheiding van tafel en bed, maar verbetering. Echtscheiding is geen universele oplossing en vaak heeft het langdurig verdriet tot gevolg. Een breed internationaal onderzoek naar de mate van geluk voor en na ‘ingrijpende gebeurtenissen in het leven’ wees uit dat de meeste mensen er veel beter in slagen om zich weer gelukkig te gaan voelen na het overlijden van een huwelijkspartner dan na een echtscheiding. Huwelijkspartners die hopen dat een echtscheiding conflicten oplost, komen er vaak achter dat die er alleen maar door verergerd worden, daar de complexe gevolgen van een echtscheiding nieuwe conflicten tot gevolg hebben, vooral als er kinderen zijn. Denk eerst aan de kinderen. Omdat de belangen van de kinderen door een echtscheiding gescheiden worden van de belangen van de ouders, zijn de kinderen de eerste slachtoffers. Wetenschappers die het gezinsleven bestuderen, vertellen ons dat de belangrijkste oorzaak van de huidige afname van het welzijn van kinderen de huidige afzwakking van het huwelijk is, want de instabiliteit van het gezin vermindert de tijd en moeite die ouders in kinderen investeren.4 Wij weten dat kinderen die na een echtscheiding door een alleenstaande ouder worden opgevoed veel meer kans maken om tot drugs- en alcoholgebruik te vervallen, tot losbandigheid en vrij seksueel verkeer, slechte schoolprestaties en allerlei andere vormen van slachtoffergedrag. Een echtpaar [in de kerk] dat ernstige huwelijksproblemen heeft, zou met hun bisschop moeten praten. Aangezien hij namens de Heer als rechter optreedt, kan hij raad geven en misschien zelfs discipline toepassen die tot genezing leidt. Bisschoppen geven leden niet de raad om te scheiden, maar ze kunnen hen wel helpen met de consequenties van hun beslissingen. In de wet van de Heer is een huwelijk net als een mensenleven een kostbaar, levend iets. Als ons lichaam ziek is, proberen we het te genezen. We geven het niet op. Zolang er enig vooruitzicht op verder leven is, streven we er keer op keer naar om te genezen. Dat zou ook moeten gelden voor ons huwelijk. En als we de Heer om hulp vragen, zal Hij ons helpen en genezen. Huwelijkspartners die heiligen der laatste dagen zijn, zouden alles moeten doen wat in hun vermogen ligt om hun huwelijk te redden. Ze zouden zich moeten houden aan de raad die in de Boodschap van het Eerste Presidium in de Liahona van april 2007 voor het verdiepen van het huwelijk wordt gegeven.5 Om de zogenaamde ‘onverenigbaarheid’ te vermijden, zouden ze elkaars beste vrienden moeten zijn, vriendelijk en attent op elkaars noden, en altijd erop uit om elkaar gelukkig te maken. Ze zouden de gezinsfinanciën samen moeten doen en er samen aan werken om hun verlangens naar materiële zaken te reguleren. Natuurlijk kan het wel eens gebeuren dat een partner iets niet goed doet en de ander gekwetst en verdrietig wordt. Als dat gebeurt, moet degene die gekwetst is de huidige teleurstellingen afzetten tegen het goede uit het verleden en de betere vooruitzichten voor de toekomst. Koester fouten uit het verleden niet en haal niet telkens oude koeien uit de sloot. In een huwelijksrelatie is iets dat knaagt destructief; vergeven is goddelijk (zie Leer en Verbonden 64:9–10). Smeek om leiding van de Geest des Heren zodat u onbillijkheden kunt vergeven, fouten overwinnen en banden versterken. Als u al het dieptepunt van een huwelijk alleen in naam aan het bereiken bent, geef elkaar dan alstublieft de hand, kniel samen neer en bid om de hulp en de geneeskracht van de verzoening. Uw nederige, gezamenlijke smeekbeden zullen u dichter tot de Heer en tot elkaar brengen, en het zal ertoe bijdragen om weer harmonie in uw huwelijk te krijgen. Denk eens na over deze opmerkingen van een wijze bisschop die veel ervaring heeft met het geven van raad aan leden met huwelijksproblemen. Over hen die uiteindelijk toch gingen scheiden, zei hij: ‘Al die paren en personen zeiden dat ze inzagen dat een echtscheiding niet goed was, maar ze hielden allemaal vol dat hun situatie anders was. Ze concentreerden zich allemaal op de fout van de partner en droegen weinig verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag. De communicatie was sterk verminderd. Ze keken allemaal naar het verleden en waren niet bereid om de bagage van voormalige gedrag langs de kant van de weg achter te laten en verder te gaan. Soms was er sprake van ernstige zonden, maar veel vaker waren ze gewoon “niet meer verliefd” en zeiden ze “Hij voorziet niet meer in mijn behoeften” of “Ze is veranderd”. Ze maakten zich allemaal zorgen om de uitwerking op de kinderen, maar hun conclusie was altijd “het is erger als ze ons ruziemakend om hen heen hebben”.’ Echter, paren die zich aan de raad van de bisschop hielden en bij elkaar bleven, kregen een sterker huwelijk dan tevoren. Dat begon met hun wederzijdse toewijding aan het onderhouden van de geboden, actief blijven in de kerk, lezen in de Schriften, bidden en aan hun tekortkomingen werken. Ze ‘erkenden het belang en de kracht van de verzoening voor hun partner en hen zelf’ en ‘ze waren geduldig en bereid om het telkens opnieuw te proberen.’ Toen de echtparen die hij deze raad gaf zich daaraan hielden, zich bekeerden en werkten aan het redden van hun huwelijk, zag de bisschop ‘in honderd procent van de gevallen dat ze tot genezing kwamen.’ Zelfs iemand die denkt dat zijn of haar partner de enige is die ergens schuld aan heeft, moet niet overhaast te werk gaan. Uit een onderzoek is gebleken dat ‘er geen enkel bewijs is dat een echtscheiding of scheiding van tafel en bed volwassenen doorgaans gelukkiger maakt dan in een ongelukkige huwelijksrelatie blijven. Twee van de drie ongelukkig getrouwde volwassenen die een echtscheiding vermeden, meldden dat ze vijf jaar later een gelukkig huwelijk hadden.’6 Een vrouw die het vele jaren uithield in een onduldbaar huwelijk totdat de kinderen waren opgegroeid, legde uit: ‘Er waren drie partijen in ons huwelijk — mijn man en ik en de Heer. Ik zei tegen mezelf dat als twee van ons het volhielden, we de relatie in stand konden houden.’ De kracht van de hoop die uit deze voorbeelden spreekt, wordt soms beloond met bekering en verbetering, maar soms ook niet. Persoonlijke omstandigheden kunnen sterk uiteenlopen. We hebben geen invloed op, en zijn niet verantwoordelijk voor, de keuzen van andere mensen, zelfs als ze zo’n pijnlijke uitwerking op ons hebben. Ik ben ervan overtuigd dat de Heer echtgenoten en echtgenotes zegent als zij liefdevol proberen om hun partner te helpen met ernstige problemen zoals pornografie of ander verslaafd gedrag, of met de langdurige consequenties van misbruik in de kinderjaren. Wat de uitkomst ook is, en hoe moeilijk uw ervaringen ook zijn, u is beloofd dat de zegeningen van eeuwige familiebanden u niet ontzegd worden als u de Heer liefhebt, zijn geboden onderhoudt en gewoon uw best doet. Toen de jonge Jakob ‘ellende en veel smart’ doorstond door het gedrag van andere familieleden, verzekerde vader Lehi hem: ‘Toch (...) kent gij de grootheid Gods; en Hij zal uw ellende tot uw welzijn heiligen’ (2 Nephi 2:1–2). En zo verzekert de apostel Paulus ons dat de Heer ‘alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben’ (Romeinen 8:28). IV. Tot besluit richt ik mij nog in het kort tot hen die een huwelijk overwegen. De beste manier om een echtscheiding te voorkomen van een partner die ontrouw is, tot mishandeling of kleinering geneigde, of die zijn wederhelft niet steunt, is te voorkomen met zo iemand te trouwen. Als u een geschikte partij wilt trouwen, zorg dan dat u zich goed informeert. Omgang met iemand door met hem of haar ‘rond te hangen’ of door via het internet informatie uit te wisselen, zijn niet genoeg als grondslag voor een huwelijk. De kandidaten zouden met elkaar moeten uitgaan en vervolgens een voorzichtige, bedachtzame en grondige verkeringsperiode doormaken. Er zouden ruim voldoende gelegenheden moeten zijn om het gedrag van de aanstaande huwelijkspartner in een verscheidenheid aan omstandigheden mee te maken. Een verloofde zou zich ook zo uitgebreid mogelijk moeten informeren over de aanstaande schoonfamilie. Ondanks dit alles moeten we natuurlijk wel beseffen dat er voor een goed huwelijk geen volmaakte man of vrouw nodig is. Maar het is wél nodig dat man en vrouw samen vol toewijding naar volmaking streven. President Spencer W. Kimball heeft gezegd: ‘Twee personen die aan het altaar plaatsnemen om te trouwen, moeten beseffen dat het gelukkige huwelijk waar zij op hopen (...) opoffering vereist, dat er gedeeld moet worden en dat sommige vrijheden misschien zelfs moeten worden opgegeven. Er moet lang en hard bezuinigd worden. Kinderen kosten veel geld, tijd en zorg; maar zij brengen ook de sterkste en liefste gevoelens.’7 Uit eigen ervaring getuig ik dat het huwelijk en het gezinsleven heerlijk zijn als ze overeenkomstig de proclamatie over het gezin gebaseerd zijn op toewijding aan ‘de plechtige taak’ die de huwelijkspartners hebben ‘om van elkaar en van hun kinderen te houden, en voor elkaar en hun kinderen te zorgen’ en op ‘de leringen van de Heer Jezus Christus’.8 Ik getuig van Hem als onze Heiland en bid in zijn naam voor allen die naar de allesovertreffende zegeningen van een eeuwige familie streven. (...) Noten 1. Zie Bruce C. Hafen, Covenant Hearts (2005), pp. 37–39; Allan Carlson, Fractured Generations (2005), pp. 1–13; Bryce Christensen, Divided We Fall (2006), pp. 44–45. 2. David O. McKay, ‘Structure of the Home Threatened by Irresponsibility and Divorce’, Improvement Era 72 (juni 1969): pp. 3–4; zie ook Conference Report, april 1969, p. 8. 3. Richard E. Lucas, ‘Adaptation and the Set-Point Model of Subjective Well-Being: Does Happiness Change After Major Life Events?’, Michigan State University en Deutsches Institut für Wirtschaftsforschung, maart 2007. 4. Zie Jean Bethke Elshtain en David Popenoe, ‘Marriage in America’ (New York, The Institute for American Values [1995], aangehaald door Bruce C. Hafen in Vital Speeches of the Day, 15 oktober 1995, p. 18. Zie ook ‘Marriage and the Public Good: Ten Principles’, p. 24 (The Witherspoon Institute, Princeton, N.J., 2006). 5. ‘Uw huwelijk verdiepen’, James E. Faust, Liahona, april 2007, pp. 2–6. 6. Linda J. Waite, Don Browning, William J. Doherty, Maggie Gallagher, Ye Luo en Scott M. Stanley, ‘Does Divorce Make People Happy?’, p. 6 (New York, Institute for American Values [2002]). Zie ook de wetenschappelijke onderzoeken die worden aangehaald in ‘Marriage and the Law, A Statement of Principles’, pp. 21, 36 n. 50 (New York, Institute for American Values [2006]). 7. The Teachings of Spencer W. Kimball, onder redactie van Edward L. Kimball (1982), p. 306; Leringen van kerkpresidenten: Spencer W. Kimball (2006), p. 194. 8. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’ (Liahona, juni 1996, pp. 10–11). Uit een toespraak, gehouden tijdens de 177ste algemene aprilconferentie van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City (Utah, V.S.), in de algemene zondagmorgenbijeenkomst op 1 april 2007.
Stijlgidsnotitie:Als u De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in een artikel noemt, gebruik dan bij de eerste vermelding alstublieft de volledig naam van de kerk. Voor meer informatie over het gebruik van de naam van de kerk, zie onze onlineStijlgids.