President Gordon B. Hinckley
President, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste
Dagen (†2008) Het eerste geloofsartikel is alle leden
van onze kerk ongetwijfeld bekend. Het is een geloofspunt van
cruciale betekenis voor onze godsdienst. Het is veelzeggend dat de
profeet Joseph, toen hij de voornaamste elementen van onze leer
opschreef, dit op de eerste plaats zette: ‘Wij geloven in God, de
eeuwige Vader, en in zijn Zoon, Jezus Christus, en in de Heilige
Geest’ (Geloofsartikelen 1:1). De voorname plaats die deze
verklaring inneemt, is in overeenstemming met een andere uitspraak
van de profeet: ‘Het eerste beginsel van het evangelie is het
karakter van God grondig te leren kennen’ (History of the Church,
deel 6, p. 305). Deze uitermate belangrijke en allesomvattende
verklaringen zijn in harmonie met de woorden die de Heer in zijn
grote hogepriesterlijk gebed heeft uitgesproken: ‘Dit nu is het
eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus
Christus, die Gij gezonden hebt’ (Johannes 17:3). Een paar jaar
geleden las ik een folder die door een criticaster was geschreven,
een vijand van de kerk die erop uit was om het geloof van de
zwakken en onwetenden te ondermijnen. In de folder herhaalde hij de
misvattingen die al meer dan anderhalve eeuw de ronde doen. Hij
beweerde uit te leggen wat u en ik als lid van De Kerk van Jezus
Christus van de Heiligen der Laatste Dagen geloven. Zonder onze
vrienden van andere geloofsrichtingen, van wie ik velen persoonlijk
ken en [wie ik] ten zeerste respecteer, voor het hoofd te willen
stoten, grijp ik deze gelegenheid aan om mijn standpunt over dit
uitermate belangrijke theologische onderwerp uiteen te zetten. Ik
geloof zonder enige twijfel of enig voorbehoud in God, de eeuwige
Vader. Hij is mijn Vader, de Vader van mijn geest, en de Vader van
de geesten van alle mensen. Hij is de grote Schepper, de Heerser
van het heelal. Hij heeft de leiding over de schepping van deze
wereld gehad. Naar zijn beeld is de mens geschapen. Hij is een
persoon. Hij bestaat echt. Hij staat op zich. Hij ‘heeft een
lichaam van vlees en beenderen, even tastbaar als dat van de mens’
(Leer en Verbonden 130:22). Naar zijn beeld In het
scheppingsverhaal staat: ‘God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons
beeld, als onze gelijkenis’ (Genesis 1:26). Kan het nog duidelijker
gezegd worden? Verlaagt het God, zoals sommigen ons willen laten
geloven, dat de mens naar zijn evenbeeld is geschapen? Integendeel,
het behoort bij de mens juist een grotere waardering voor zichzelf
als zoon of dochter van God op te roepen. De woorden van Paulus aan
de heiligen in Korinte gelden net zozeer voor ons als voor de
mensen aan wie hij ze schreef: ‘Weet gij niet, dat gij Gods tempel
zijt en dat de Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel
schendt, God zal Hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt
gij, is heilig’ (1 Korintiërs 3:16–17). Ik weet nog dat ik ruim
zeventig jaar geleden als zendeling sprak tijdens een
openluchtbijeenkomst in Hyde Park (Londen). Terwijl ik aan het
woord was, werd ik door iemand onderbroken: ‘Waarom houdt u zich
niet aan de leerstelling in de Bijbel. In Johannes staat: “God is
geest”?’ Ik opende mijn Bijbel en sloeg het vers op dat hij net had
geciteerd en las het in zijn geheel voor: ‘God is geest en wie Hem
aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid’ (Johannes
4:24). Ik zei: ‘Uiteraard is God geest, en dat bent u ook, en de
combinatie van geest en lichaam maken van u, en van mij, een levend
wezen.’ Eenieder is een tweeledig wezen, bestaand uit lichaam en
geest. Iedereen weet dat de dood intreedt als het lichaam sterft,
iedereen weet ook dat de geest verder leeft en dat het goddelijke
plan, dankzij het offer van de Zoon van God, op een nader te
bepalen tijd voorziet in de hereniging van geest en lichaam. Met
zijn verklaring dat God een geest is, ontkent Jezus net zo min dat
God een lichaam heeft als mijn uitspraak dat ik een geest ben
terwijl ik een lichaam heb. Ik wil mijn lichaam niet gelijkstellen
aan zijn lichaam qua raffinement, constitutie, schoonheid en
uitstraling. Zijn lichaam is eeuwig, het mijne is sterfelijk. Maar
dat vergroot alleen maar mijn eerbied voor Hem. Ik aanbid Hem ‘in
geest en in waarheid’. Ik beschouw Hem als mijn kracht. Ik bid tot
hem om wijsheid die mij ontbreekt. Ik wil Hem met mijn ganse hart,
macht, verstand en sterkte liefhebben. Zijn wijsheid is groter dan
de wijsheid van alle mensen samen. Zijn macht is groter dan de
kracht van de natuur, want Hij is de almachtige Schepper. Zijn
liefde is groter dan de liefde van de mens, want zijn liefde gaat
uit naar al zijn kinderen. En het is zijn werk en zijn heerlijkheid
om de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van zijn zoons en
dochters uit alle geslachten tot stand te brengen (zie Mozes 1:39).
Onze almachtige Vader ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad,
dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die
in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe’
(Johannes 3:16). Hij is de Almachtige voor wie ik ontzag en eerbied
heb. Ik richt mij in vrezen en beven tot Hem. Ik aanbid Hem en geef
Hem eer, macht en heerlijkheid. Hij is mijn Vader in de hemel, die
mij heeft uitgenodigd om in gebed tot Hem te komen, om met Hem te
spreken, met de belofte dat Hij zal luisteren en antwoorden. Ik
dank Hem voor het licht, het begrip en de kennis die Hij zijn
kinderen heeft geschonken. Ik dank Hem voor zijn stem, die
krachtige en beloftevolle eeuwige waarheden heeft gesproken. Ik ben
dankbaar voor zijn verklaring ten tijde van de doop van zijn Zoon
in de Jordaan: ‘Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn
welbehagen heb’ (Matteüs 3:17). Ik ben dankbaar voor een
soortgelijke verklaring van Hem op de berg der verheerlijking, waar
Hij, en ook engelen, met Jezus en zijn apostelen hebben gesproken.
‘En zes dagen later nam Jezus Petrus en Jakobus en zijn broeder
Johannes mede en Hij leidde hen een hoge berg op, in de
eenzaamheid. En zijn gedaante veranderde voor hun ogen en zijn
gelaat straalde gelijk de zon en zijn klederen werden wit als het
licht. En zie, hun verschenen Mozes en Elia, die met Hem spraken.
Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Here, het is goed, dat wij
hier zijn; indien Gij het wilt, zal ik hier drie tenten opslaan,
voor U een, en voor Mozes een, en voor Elia een. Terwijl hij nog
sprak, zie, daar overschaduwde hen een lichtende wolk, en zie, een
stem uit de wolk zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik
mijn welbehagen heb; hoort naar Hem!’ (Matteüs 17:1–5.) Ik dank Hem
dat Hij zijn stem weer liet horen toen Hij zijn herrezen Zoon
voorstelde aan het volk op het westelijke halfrond: ‘Ziet mijn
geliefde Zoon, in wie Ik mijn welbehagen heb, in wie Ik mijn naam
heb verheerlijkt; luistert naar Hem’ ([Boek van Mormon], 3 Nephi
11:7). Ik heb eerbied en ontzag en ben dankbaar voor zijn
verschijning in deze bedeling, toen Hij de herrezen Heer voorstelde
aan de jongen die Hem in gebed had aangeroepen: ‘Dit is mijn
geliefde Zoon. Hoor Hem!’ ([Parel van grote waarde], Geschiedenis
van Joseph Smith 1:17.) Zijn eerstgeboren Zoon Ik geloof in de Heer
Jezus Christus, de Zoon van de eeuwige en levende God. Ik geloof
dat Hij de Eerstgeborene van de Vader is en de Eniggeborene van de
Vader in het vlees. Ik geloof in Hem als aparte persoon,
onderscheiden van zijn Vader. Ik geloof in de verklaring van
Johannes die zijn evangelie met deze verheven uitspraak begint: ‘In
den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was
God. Dit was in den beginne bij God. (…) Het Woord is vlees
geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn
heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene
des Vaders, vol van genade en waarheid’ (Johannes 1:1–2, 14). Ik
geloof dat Hij als de beloofde Messias, als afstammeling van David,
uit Maria is geboren, dat Hij is verwekt door de Vader en dat zijn
geboorte de grote profetische aankondiging van Jesaja heeft
vervuld: ‘Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en
de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare
Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst’ (Jesaja 9:6). Ik
geloof dat Hij de enige volmaakte mens op aarde is geweest. Ik
geloof dat zijn woorden licht en waarheid bevatten die, indien ze
in acht worden genomen, de wereld zullen redden en de mensheid
verhogen. Ik geloof dat zijn priesterschap goddelijk gezag in zich
draagt — de macht om te zegenen, de macht om te genezen, de macht
om leiding te geven aan de zaken Gods, en de macht om in de hemel
te binden wat op aarde is gebonden. Ik geloof dat Hij met zijn
zoenoffer — de offerande van zijn leven op de heuvel Golgota —
geboet heeft voor de zonden van de mensheid, waarmee Hij ons heeft
bevrijd van de zondenlast op voorwaarde dat wij het kwaad verzaken
en Hem navolgen. Ik geloof dat Hij echt uit de dood is herrezen. Ik
geloof in de genade van God, die zich kenbaar maakt in zijn offer
en verlossing. En ik geloof dat door zijn verzoening ieder van ons
uit de dood zal herrijzen. Verder geloof ik dat iedere man en
vrouw, iedere zoon of dochter van God, die zich houdt aan de
geboden van God, dankzij dat offer de mogelijkheid heeft om eeuwig
in verhoging te leven in het koninkrijk van de Vader. Goddelijke
Redder en Verlosser Niemand groter heeft ooit geleefd. Niemand
heeft een vergelijkbaar offer gebracht of een vergelijkbare zegen
verleent. Hij is de Redder en de Verlosser van de wereld. Ik geloof
in Hem. Ik verklaar ondubbelzinnig en zonder enig voorbehoud dat
Hij God is. Ik heb Hem lief. Ik bezig zijn naam in eerbied en
bewondering. Ik vereer Hem zoals ik zijn Vader vereer, in geest en
in waarheid. Ik dank Hem en kniel voor zijn gewonde voeten, handen
en zijde neer, verwonderd over de liefde die Hij mij schenkt. God
zij dank voor zijn geliefde Zoon, die lang geleden tegen ons allen
heeft gezegd: ‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en
Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik
ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor
uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht’ (Matteüs
11:28–30). Hij leeft, de eersteling van de opstanding. Ik weet dat
Hij leeft, nu net zo werkelijk, net zo zeker en net zo in eigen
persoon als toen Hij, de herrezen Heiland, tegen zijn ontmoedigde
discipelen zei: ‘Komt en houdt de maaltijd. (…) en [Jezus] nam het
brood en gaf het hun en evenzo de vis’ (Johannes 21:12–13). In de
Schriften lezen we over nog anderen aan wie Christus zich heeft
vertoond en met wie Hij als de levende, herrezen Zoon van God heeft
gesproken. Ook in deze bedeling is Hij verschenen. De mensen die
Hem hebben gezien, hebben verklaard: ‘En nu, na de vele
getuigenissen die van Hem zijn gegeven, is dit het getuigenis, het
laatste van alle, dat wij van Hem geven: dat Hij leeft! Want wij
zagen Hem, ja, ter rechterhand Gods; en wij hoorden de stem
getuigen dat Hij de Eniggeborene des Vaders is — dat door Hem en in
Hem en uit Hem de werelden worden en werden geschapen, en dat de
bewoners daarvan voor God gewonnen zonen en dochters zijn’ (Leer en
Verbonden 76:22–24). Dat is de Christus in wie ik geloof en van wie
ik getuig. De Heilige Geest Die kennis komt uit de Schriften, en
dat getuigenis komt door de macht van de Heilige Geest. Het is een
gave, heilig en schitterend, die door openbaring van het derde
wezen in de Godheid tot ons komt. Ik geloof dat de Heilige Geest
een persoon van geest is, die een plaats naast de Vader en de Zoon
inneemt. Dit drietal vormt de verheven Godheid. Het belang van die
positie wordt duidelijk uit de woorden van de Heer, die heeft
gezegd: ‘Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden,
maar de lastering van de Geest zal niet vergeven worden. Spreekt
iemand een woord tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven
worden; maar spreekt iemand tegen de Heilige Geest, het zal hem
niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende’
(Matteüs 12:31–32). Dat de Heilige Geest in oude tijden als lid van
de Godheid werd erkend, kunnen we afleiden uit het gesprek tussen
Petrus en Ananias. Ananias had een deel van de koopsom van een stuk
land achtergehouden. ‘Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan
uw hart vervuld om de Heilige Geest te bedriegen (...)? Gij hebt
niet tegen de mensen gelogen, maar tegen God’ (Handelingen 5:3–4).
De Heilige Geest is het derde wezen in de Godheid, de door de
Heiland beloofde Trooster die zijn volgelingen zal onderrichten en
hen alles in herinnering zal brengen wat Hij tegen hen heeft gezegd
(zie Johannes 14:26). De Heilige Geest getuigt van de waarheid. Hij
leert mensen datgene wat zij elkaar niet kunnen leren. Uit die
schitterende en prikkelende woorden van Moroni leren wij dat kennis
omtrent de waarheid van het Boek van Mormon ‘door de macht van de
Heilige Geest’ komt. Moroni verklaart vervolgens: ‘En door de macht
van de Heilige Geest kunt gij de waarheid van alle dingen kennen’
([Boek van Mormon], Moroni 10:4–5). Ik ben er van overtuigd dat
deze macht, deze gave, ons tegenwoordig ter beschikking staat. Drie
onderscheiden goddelijke wezens Aldus geloof ik in God de eeuwige
Vader, en in zijn Zoon, Jezus Christus, en in de Heilige Geest. Ik
heb mij in de naam van dit drietal laten dopen. Ik ben in de naam
van dit drietal gehuwd. Ik heb geen enkele twijfel dat Zij elk
apart bestaan. Dat Zij elk afzonderlijk bestaan bleek duidelijk
toen Jezus zich door Johannes in de Jordaan liet dopen. De Zoon van
God stond in het water. De stem van de Vader was duidelijk hoorbaar
toen Hij verklaarde dat dit zijn Zoon was, en de Heilige Geest
manifesteerde zich in de vorm van een duif (zie Matteüs 3:16–17).
Ik weet dat Jezus heeft gezegd dat wie Hem heeft gezien, ook de
Vader heeft gezien. Kan dat ook niet gezegd worden door menig zoon
die op zijn vader lijkt? Toen Jezus zijn Vader in gebed aanriep,
bad Hij echt niet tot zichzelf! Het zijn drie onderscheiden
goddelijke wezens, maar Zij zijn één in doel en streven. Samen
brengen Zij dat schitterende, goddelijke plan ten behoeve van de
verlossing en verhoging van Gods kinderen ten uitvoer. In zijn
grootse, ontroerende gebed in de hof, voordat Hij verraden werd,
bad Christus voor zijn geliefde apostelen: ‘En Ik bid niet alleen
voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven,
opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat
ook zij in Ons zijn’ (Johannes 17:20–21). Het is die volmaakte
verbondenheid tussen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest waardoor
dit drietal één wordt in de verheven Godheid. Het grootste wonder
van alle is dat Zij Zich in ons interesseren, en dat wij hun
grootste zorg zijn. Ze staan ieder ten dienste. We benaderen de
Vader door de Zoon. Hij is onze bemiddelaar voor de troon van God.
Hoe fantastisch is het toch dat we zo met de Vader in de naam van
de Zoon kunnen spreken. Ik getuig van deze grootse en verheven
waarheden. En dat doe ik door de gave en macht van de Heilige Geest
in de heilige naam van Jezus Christus. Ontleend aan het tijdschrift
Liahona, uitgave van juli 2006. Voor meer informatie over
aanverwante onderwerpen, zie onder meer www.mormon.org
en http://www.kerkvanjezuschristus.nl.
Stijlgidsnotitie:Als u De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in een artikel noemt, gebruik dan bij de eerste vermelding alstublieft de volledig naam van de kerk. Voor meer informatie over het gebruik van de naam van de kerk, zie onze onlineStijlgids.