Persbericht

Michael Otterson spreekt in FairMormon-conferentie

In zijn toespraak ‘Opheldering’ sprak het hoofd van de afdeling Public Affairs van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen over de moeilijkheden bij het besturen van de public-affairsinitiatieven van de kerk. Het volledige transcript kunt u hieronder lezen. 

Dit is een geweldige conferentie met vele intelligente mensen die goede vragen stellen en beantwoorden. De lijst met sprekers en onderwerpen is indrukwekkend, en het is bemoedigend om te zien dat FairMormon de afgelopen jaren sterk gegroeid is. We hebben tijdens deze twee dagen een ruime sortering aan onderwerpen voorbij zien komen, en ik heb me dan ook afgevraagd wat ik over mijn werk in de afdeling Public Affairs van de kerk kon zeggen dat voor dit leergierige publiek nuttig zou zijn.

Ik geef u eerst wat achtergrondinformatie. Neem mij niet kwalijk dat die van persoonlijke aard is, maar het is belangrijk voor wat ik later wil zeggen. Ik ben een bekeerling tot de kerk en ik heb ontdekt dat dat voor mijn baan een voordeel is. Op mijn negentiende ben ik in Engeland na een vrij intense en lange reeks afspraken met vele zendelingen lid van de kerk geworden. Vóór ik lid van de kerk werd, las ik alles wat ik maar kon vinden, en in die periode kreeg ik mijn eerste aanwijzing van de controversiële aard van ons geloof toen ik de grote stadsbibliotheek van Liverpool bezocht. Telkens als ik vermeld dat ik in Liverpool geboren ben, vraagt men mij of ik de Beatles kende. Dan zeg ik ‘Nee, niet persoonlijk’, hoewel mijn vrouw als tiener ooit eens bij Paul McCartney aangeklopt heeft met het excuus dat ze naar het toilet moest. Men liet haar binnen, maar hij was helaas niet thuis. Binnen de kerk is Liverpool meer bekend als aankomstplaats van de eerste zendelingen die in deze bedeling buiten Noord-Amerika op zending gingen. Heber C. Kimball sprong op de kade toen zijn schip, de Garrick, er in 1837 aanmeerde. In 1851 stelde Franklin D. Richards in Liverpool de eerste uitgave van de Parel van grote waarde samen en de Millennial Star werd er gedrukt.

130 jaar nadat Heber C. Kimball op de kade aan de rivier de Mersey gesprongen was, ging ik in diezelfde stad naar de hoofdbibliotheek om te kijken wat ik er over de Mormonen kon vinden. Ik vond meer dan dertig boeken die het onderwerp gedetailleerd of in passages behandelden. Als ik het me goed herinner, dan waren slechts twee boeken niet negatief of geen rechtstreekse aanval. Daardoor raakte ik zelfs vóór ik lid was bekend met de aard en geest van kritiek op de kerk.

Het feit dat ik hier sta, wijst erop dat ik die argumenten niet overtuigender vond dan het Boek van Mormon zelf — niet op intellectueel gebied en zeker niet na het ontvangen van een krachtig getuigenis van Joseph Smith en het Boek van Mormon. Enkele jaren later, in 1970, woonden mijn vrouw en ik als pasgehuwd koppel in Australië. Op 19 april van dat jaar legde een dierbare patriarch zijn handen op mijn hoofd om me mijn patriarchale zegen te geven. Hij zei: ‘U zult de gelegenheid krijgen het evangelie te verdedigen.’ Die woordkeuze intrigeerde me: ‘verdedigen’, niet ‘prediken’, ‘verkondigen’ of ‘onderwijzen’. Waarom gebruikte de patriarch het woord ‘verdedigen’? Wat zag hij dat ik op dat ogenblik niet zag?

Een maand later gingen mijn vrouw en ik naar de tempel in Nieuw-Zeeland, waar we aan elkaar verzegeld konden worden omdat ik ouderling geworden was. In de loop van die week in de tempel sprak een van de ervaren tempelwerkers me aan. ‘U bent zeker een journalist?’ vroeg hij. Die vraag verbaasde me. Ik kon me niet herinneren dat ik dat iemand verteld had. Vervolgens verzocht hij me, nogal krachtig, heel goed naar de tekst van de voorverordeningen voor mannen te luisteren die met waarheid verdedigen te maken heeft. Ik ga die tekst hier niet citeren, maar telkens als ik voorverordeningen doe, moet ik daaraan denken.

Weer een paar jaar later, in 1974, werkte ik in Engeland als zakelijk redacteur voor de Liverpool Daily Post. Op een dag belde Royden Derrick, president van het zendingsgebied Leeds, dat heel Noord-Engeland besloeg, me op. Hij bevond zich in Hull, een stad aan de noordoostkust, ongeveer op dezelfde breedtegraad als Liverpool in het westen, waar hij in een plaatselijke krant een kritische brief over de kerk van een predikant van een ander geloof gelezen had. Hij wist dat ik redacteur was en vroeg me of ik een voorstel had om de situatie aan te pakken. Ik schreef een vriendelijke, verzoeningsgezinde brief naar de krant en voegde een uitnodiging toe aan iedereen die wilde weten waarin we echt onderwijzen om ‘te komen en te zien’. De brief verscheen prompt in de krant en hoewel ik het niet besefte, was ik net aan een reis begonnen die me de volgende veertig jaar in de public affairs van de kerk zou onderdompelen.

Twee jaar later vroeg de kerk me leiding te geven aan het nieuwe public-affairskantoor in Londen, en drie jaar daarna keerde ik op uitnodiging van de kerk terug naar Australië om in Sydney een public-affairskantoor voor het gebied Oceanië op te zetten. De afgelopen 24 jaar heb ik hier aan de hoofdzetel van de kerk gewerkt.

Wat is er in die veertig jaar veranderd? Minder dan we misschien wel denken, alleszins over de vragen die men zich vandaag de dag stelt. Veel van die vragen lijken trouwens vrij sterk op de vragen waarop ik in de bibliotheek van Liverpool stuitte, die ook in de tijd van Joseph Smith al gesteld werden: de waarheid van het Boek van Mormon, de getuigen, het vertaalproces, de aard van openbaring, de persoonlijke geschiedenis van Joseph Smith. Het verraste me enigszins, misschien wel onterecht, dat zoveel trouwe leden, die al bijna hun hele leven lid van de kerk zijn, er pas na de publicatie van een reeks diepgaande verhandelingen over verschillende onderwerpen op LDS.org achterkwamen dat er meerdere versies van het eerste visioen van Joseph Smith bestaan. Aangezien ik in 1967 zelfs vóór ik lid van de kerk was dat makkelijk te vinden materiaal doorgenomen had, had ik aangenomen dat de meeste leden hetzelfde gelezen hadden. De Improvement Era bijvoorbeeld — de voorganger van de Ensign — bevatte in de uitgave van april 1970 een gedetailleerd artikel over acht versies van het eerste visioen uit dezelfde tijd.

Aan de andere kant is er de voorbije decennia veel veranderd, en ik bedoel niet alleen de historici van wereldklasse en de enorme hoeveelheid onderzoeksmateriaal en bronnen die in deze tijd beschikbaar zijn, zoals de Joseph Smith Papers en het inzichtelijke werk van enkele briljante en opkomende geschiedkundigen. Ik heb het vooral over de omgeving die het internet tot stand gebracht heeft en in het bijzonder over de sociale media, die ons zowel op de proef gesteld hebben als mogelijkheden gebracht hebben, waar we allemaal bekend mee zijn. De veelvoud van stemmen — zowel pro als contra — heeft ons werk in de afdeling public affairs tegelijkertijd veeleisend en interessant gemaakt. Ik hou bijvoorbeeld van de hartstochtelijke toewijding van de kerk aan godsdienstvrijheid als universeel mensenrecht, en ik juich haar toenemende transparantie toe — wat deze week weer tot uiting kwam in de aankondiging van het laatste deel van de Joseph Smith Papers.

Aangezien wij ons bij publieke kwesties vaak in de voorste gelederen bevinden, wil ik u vandaag vertellen hoe de afdeling Public Affairs van de kerk te werk gaat. Daarna wil ik u wat meer vertellen over veelbesproken onderwerpen die dat proces illustreren. Ik heb mijn toespraak ‘Opheldering’ genoemd omdat ik vind dat sommige zaken niet duidelijk genoeg gezegd, over het hoofd gezien of verkeerd begrepen worden. Ik ga vandaag geen nieuwe informatie geven over telkens weer terugkerende onderwerpen zoals ras, polygamie of andere vragen die beter door meer bekwame sprekers beantwoord kunnen worden. Ik zal proberen om aan het eind tien minuten voor vragen over te houden en ik wil u vragen om uw vraag op een papiertje te schrijven en dat in het komende halfuur aan een deurwacht te geven. Gelieve alleen vragen te stellen die rechtstreeks met public affairs te maken hebben, zodat ik ze kan beantwoorden. (Dus nee, ik weet niet waar de tien verloren stammen zijn, hoewel ik ooit een bisschop gehad heb die om één uur ’s nachts door een lid met die vraag uit bed gebeld werd. De bisschop antwoordde ad rem: ‘Ik neem aan dat ze allemaal in hun bed liggen.’)

De structuur van Public Affairs

Het public-affairscomité van de kerk — dat een lid van de Twaalf als voorzitter heeft — houdt toezicht op het public-affairswerk van de kerk. Er maken ook andere algemene autoriteiten of functionarissen deel van het comité uit, onder wie de senior president van de Zeventig, de presiderende bisschop, de juridisch adviseur van de kerk, een van de algemene leidsters en een zeventiger die de algemeen bestuurder van de afdeling is. Ik werk vooral voor de strategische planning nauw samen met de algemeen bestuurder. Bovendien wonen een aantal senior public-affairsmedewerkers, onder wie ikzelf, de wekelijkse comitévergadering bij.

Het eerste dat ik wil ophelderen is het volgende: Public Affairs heeft geen eigen agenda, onafhankelijk van de algemene autoriteiten. Ik werk dagelijks samen met het lid van de Twaalf en de algemeen bestuurder. Naast onze vergaderingen die tweemaal per week plaatsvinden, spreek ik dagelijks, soms meer dan een keer, met het lid van de Twaalf. De algemeen bestuurder en ik geven maandelijks een presentatie aan het voltallige Quorum der Twaalf Apostelen en ontvangen leiding van hen. Soms geeft een werknemer die in iets specifieks gespecialiseerd is een presentatie, waarna hij advies krijgt. Ik vertel u dat omdat er bloggers zijn, die haarfijn lijken te weten waarom Public Affairs iets bepaalds doet en ons vervolgens verwijten naar het hoofd smijten. Eén blogger noemde Public Affairs zelfs een ‘afvallige afdeling’, wat de algemene autoriteiten erg verrassend zouden vinden. Nieuwsfeit: we doen niet onze eigen zin.

Helaas lijken het inzicht en begrip van sommigen die graag hele boekdelen aan kritiek schrijven vaak omgekeerd evenredig met het aantal woorden die ze neerpennen. Misschien is het gewoon makkelijker om Public Affairs als doelwit te nemen omdat dat minder oneerbiedig lijkt dan de leiders van de kerk bekritiseren. Als dat het geval is, beschouwen we het als een eer die stenen en pijlen op te vangen. Als public-affairsmedewerker heb je een olifantenhuid nodig. Dat doet me denken aan die prachtige passage in Handelingen, waarin de hogepriester en zijn raad Petrus en de apostelen probeerden te intimideren en hen lieten geselen. In Handelingen 5, vers 4 staat: ‘Zij dan gingen weg uit de tegenwoordigheid van de Raad en waren verblijd dat zij waardig geacht waren, omwille van Zijn Naam smaadheid te lijden.’ En in het volgende vers staat, bijna tussen neus en lippen door: ‘En zij hielden niet op iedere dag in de tempel en bij de huizen onderwijs te geven en Jezus Christus te verkondigen’ (Handelingen 5:41–42).

Geen enkele public-affairsmedewerker zou lang aanblijven als hij of zij in naam van de kerk een verklaring deed die niet goedgekeurd was. We stellen uiteraard regelmatig een reactie op een belangrijke kwestie voor, maar de algemene autoriteiten deinzen er niet voor terug om die verklaringen te bewerken, af te wijzen of er zelf een op te stellen. Bovendien beraadslaagt de apostel die voorzitter van het public-affairscomité is eerst met de andere leden van de Twaalf of met het Eerste Presidium over belangrijke kwesties. Het is onze taak om de gedachten van de algemene autoriteiten in correcte taal te verwoorden. De persoonlijke agenda van de medewerkers krijgt geen gehoor.

Ik wijd veel tijd aan dit onderwerp omdat het erg belangrijk is. U begrijpt dit waarschijnlijk wel, maar laat me even verduidelijken wat er gebeurt als men het niet snapt. Eerder dit jaar hield de kerk een persconferentie om de wetgevende macht van Utah op te roepen een wetsvoorstel goed te keuren dat evenwicht in godsdienstige en homorechten zou brengen. Drie apostelen woonden die persconferentie bij en ouderling L. Tom Perry woonde later samen met de gouverneur en andere vooraanstaande leden van de gemeenschap de ondertekening van dat wetsvoorstel bij. Sommigen betwistten de geldigheid van die boodschap omdat er ‘slechts’ drie leden van de Twaalf aanwezig waren, in plaats van het voltallige Quorum der Twaalf en Eerste Presidium. Die drie apostelen waren vermoedelijk ook ‘afvallig’. Dit doet me denken aan de kritiek van de Heiland op ‘blinde leiders, die de mug uitzift maar de kameel doorslikt’ (Mattheüs 23:24).

En de andere berichtgevingen, bijvoorbeeld die op de mormoonse nieuwssites? De nieuwssites, Facebookpagina’s en YouTubekanalen van de afdeling maken deel uit van de communicatiemedia die we gebruiken om belangrijk nieuws en belangrijke berichten te verspreiden. Veel van de posts zijn gewone nieuwsberichten, maar zelfs die moeten door het coördinatiecomité goedgekeurd worden. Dat comité zorgt ervoor dat alle kerkcommunicatie leerstellig klopt en consequent is. Door de aard van ons werk geeft het coördinatiecomité ons een hoge prioriteit als we groot nieuws hebben of commentaar geven op een belangrijk onderwerp. Maar ook hier wordt alles goed afgewogen, waardoor de leden van de kerk gerust mogen zijn dat wat ze op de nieuwssite lezen grondig onderzocht is. Zijn we onfeilbaar? Natuurlijk niet. Maken we soms fouten of kiezen we in een uitspraak of interview niet altijd het beste woord? Natuurlijk wel. Maar u kunt gerust zijn dat we weten wie de kerk besturen en dat we de gevestigde procedures met het grootste respect behandelen.

‘Verdedigen’ versus ‘promoten’

Hoewel mijn patriarch zei dat ik de gelegenheid zou krijgen het evangelie te ‘verdedigen’, verkies ik toch andere woorden te gebruiken. Als we alleen maar verdedigen, is een gelijkspel het hoogste wat we kunnen behalen. Hoewel het buitengewoon moeilijk kan zijn als we door onvriendelijke stemmen aangevallen of bekritiseerd worden, is het belangrijk dat we proberen om niet defensief over te komen. Het is beter om een idee, concept of beginsel uit te leggen of te propageren. Toen de musical The Book of Mormon bijvoorbeeld voor het eerst opdook, kozen we er ondanks de godslastering, grofheid en het slechte taalgebruik voor om niet-defensief te reageren en daardoor in een beginsel te onderwijzen. Onze veelgeciteerde reactie was: ‘De musical The Book of Mormon biedt wellicht een avond vermaak, maar het Boek van Mormon zal het leven van mensen voorgoed veranderen door ze dichter tot Christus te brengen.’ Zoals velen van u weten, plaatsten we zelfs een advertentie in het programmaboekje van de voorstelling, waarin we de mensen die de musical gezien hadden, uitnodigden om ook het boek te lezen.

Het is niet makkelijk om niet defensief te klinken als iets wat we liefhebben belachelijk gemaakt wordt. Dat geldt ook voor kritiek op de algemene autoriteiten. Ik vind regelmatig kritiek spuien op de algemene autoriteiten een van de kwaadaardigste gewoontes. Sta me dus toe dat ik daar even over uitwijd. Ik zeg ‘algemene autoriteiten’ omdat dit een mormoons publiek is en u weet allemaal wat die term betekent: de algemene leiders van de kerk en in het bijzonder het eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen. Als ik met de media spreek, tracht ik die term te vermijden omdat die voor niet-mormonen raar klinkt en onduidelijk is. Ik heb het in plaats daarvan meestal over ‘de leiders van de kerk’.

Als ik het me goed herinner, kreeg ik voor het eerst met verwijten aan het adres van de algemene autoriteiten te maken toen ik een Engelse journalist uitgenodigd had om met een bezoekende apostel te praten toen ik het public-affairskantoor van de kerk in Londen bestuurde. Hij vroeg hoe we konden rechtvaardigen dat de leiders van de kerk met een vliegtuig de oceaan overstaken terwijl Jezus alleen maar een ezel gebruikte. Ik reageerde dat als er een ezel wordt uitgevonden die de oceaan kan oversteken, we die meteen zouden gebruiken. Misschien was dat niet zo vindingrijk — ik kan me niet meer herinneren of ik dat ooit eens ergens gehoord had — maar het leek de absurditeit van de vraag te beantwoorden. Ik kan het bijna niet geloven als ik mensen het motief van de algemene autoriteiten voor hun werk in twijfel hoor trekken, of als ze suggereren dat ze er veel geld voor krijgen.

Ik zal u vertellen hoe de vork echt in de steel zit. Niet alle algemene autoriteiten zijn in de zakenwereld werkzaam geweest, maar de meesten hadden wel een buitengewoon succesrijke loopbaan vóór ze als apostel geroepen werden. President Spencer W. Kimball heeft gezegd dat de bekwaamheid om mensen en een organisatie te leiden een erg nuttige vaardigheid is in een kerk van miljoenen leden, vooral als men ook een geestelijke instelling en een goede kennis van het evangelie heeft. Aangezien verschillenden een erg succesrijke loopbaan in de zakenwereld gehad hebben, kan de toelage die zij ontvangen letterlijk minder dan een tiende zijn van wat ze vroeger verdienden.

Sommige algemene autoriteiten werkten in het onderwijs. Ouderling Scott was kernfysicus, ouderling Nelson was hartchirurg. Enkelen van hen waren erg succesrijke advocaten. Momenteel zijn drie van de Twaalf voormalig president van een universiteit. President Boyd K. Packer was ook leerkracht van beroep, hoewel hij in zijn vrije tijd en toen hij jong was graag prachtige dingen uit hout sneed. Dat klinkt als een ander beroep dat in de Schriften gelauwerd wordt: timmerman.

Kunt u zich voorstellen hoe het moet zijn om als lid van de Twaalf geroepen te worden? Meestal heb je al een succesrijke loopbaan achter de rug. Je weet dat je op vrijwillige basis de kerk zult blijven dienen, maar je hebt al aan je pensioen gedacht. Het Eerste Presidium en de Twaalf gaan uiteraard niet met pensioen. Ze worden ook niet ontheven. Als ze geroepen worden, weten ze dat ze voor de rest van hun leven elke dag zullen werken, zelfs als ze meer dan negentig jaar worden, tot hun verstand en lichaam het letterlijk begeven. Hun werkdag begint vroeg en eindigt niet om vijf uur. De Twaalf hebben op maandag een vrije dag en die besteden ze vaak aan de voorbereiding van de rest van de week. Als ze in het weekend een opdracht hebben, reizen ze vaak op vrijdagmiddag. Hoewel ze tachtiger zijn, moeten ze regelmatig het afmattende schema van conferenties en leiderstaken in het buitenland ondergaan.

En wat als ze thuis zijn? Ik heb het mobiele nummer van de meeste apostelen omdat ik ze soms ’s avonds, in het weekend of als ze op pad zijn, moet opbellen. Ik ben niet zo naïef om te denken dat ik de enige kerkfunctionaris ben die dat doet. Zelfs hun vrije tijd is dus bezaaid met onderbrekingen. Ik begin zo’n gesprek altijd door me te verontschuldigen omdat ik ze thuis stoor. Ze hebben me nog nooit berispt omdat ik ze opbel. Ze zijn zelfs ’s morgens vroeg of ’s avonds laat vriendelijk en geruststellend.

Hun belangrijkste vakantieperiode begint eind juni, na de instructiebijeenkomst voor zendingspresidenten, en eindigt eind juli. En hoewel ze vakantie hebben, gebruiken de meesten van hen die tijd om over de oktoberconferentie na te denken en hun toespraak voor te bereiden. Tijdens hun kerstvakantie doen ze hetzelfde voor de aprilconferentie. Ze wijden enorm veel aandacht en tijd aan het bepalen van een onderwerp en het opstellen van hun toespraak. Dat proces houdt hen maandenlang bezig terwijl ze versie na versie bewerken.

Zo’n soort schema wil niemand. En toch verdragen ze het met gratie en vreugde vanwege enkele erg belangrijke redenen — hun getuigenis en hun toewijding aan een getuige van de Heiland van de wereld te zijn en hun verlangen om zijn kinderen te sterken. Ze zijn de eersten die hun eigen fouten of tekortkomingen erkennen, net zoals we ook in het Nieuwe Testament onvolmaakte apostelen terugvinden.

Als ik in de evangeliën en het boek Handelingen lees, of in de vele brieven die de apostelen naar de leden in het Middellandse Zeegebied stuurden, zie ik een glimp van buitengewone mannen — mannen die zeker tekortkomingen hadden. Maar ik kies ervoor om Petrus niet door een kritische bril te bekijken die zich concentreert op zijn onstuimige karakter of die hem ziet als de wankelende ziel die Christus loochende. Ik zie hem in de winter van zijn leven, als hij beproevingen en stormen heeft doorstaan en een van de sterke figuren uit de Bijbelse geschiedenis geworden is, wiens naam en prestaties ruim tweeduizend jaar stand gehouden hebben. Datzelfde kan over veel van de apostelen uit de oudheid gezegd worden, misschien wel vooral over Paulus, die van vervolger in vervolgde veranderde. En omdat mijn getuigenis me vertelt dat het evangelie hersteld is, zie ik de algemene autoriteiten op diezelfde manier. Ze zijn inderdaad vergankelijk, maar de Heer heeft aan hun, niet aan mij, de mantel gegeven om deze kerk te leiden en moeilijke beslissingen te nemen. Ik verhef ze niet tot idool. Ik val niet in zwijm omdat ik een apostel de hand geschud heb. Maar ik steun ze wel met mijn gehele hart, en ik heb uit eigen ervaring met hun raad een rustig en geruststellend vertrouwen dat de kerk in goede handen is.

De grote vragen

Het staat vast dat de algemene autoriteiten met grote vragen te maken krijgen. Aangezien ik nu ongeveer halverwege ben, heb ik de tijd om er misschien drie of vier te behandelen vóór we tot uw vragen overgaan. Aangezien het zo’n grote kwestie geworden is, wil ik het even hebben over homorechten en welke invloed die op de kerk gehad hebben, vooral dan met betrekking tot godsdienstvrijheid.

Ik wil ook even praten over dissidenten en disciplinaire raden, en de diepgaande verhandelingen die nu op LDS.org verschijnen. Tot slot zal ik uitleggen welke beginselen de berichtgeving van Public Affairs vormen en motiveren.

Een voordeel van lange tijd voor Public Affairs werken, is dat men een langetermijnvisie ontwikkelt die uit ervaring met de organisatie voortvloeit, en dat is soms nuttig. Je hoeft helemaal niet zo oud te zijn om je te herinneren dat de taal die in de kerk werd gebruikt om homoseksueel gedrag te omschrijven naar hedendaagse normen heftig, soms zelfs grof was. Straks meer daarover. Maar de basis is niet veranderd. Seks buiten het huwelijk is volgens Gods wet zedelijk fout. Seks met iemand van hetzelfde geslacht is volgens diezelfde wet fout. De leer is niet veranderd, maar onze manier van ermee omgaan is drastisch veranderd.

Sommigen onder u kennen de term ‘presentisme’ — die wordt op Wikipedia omschreven als ‘een manier van historische analyse waarbij hedendaagse ideeën en perspectieven anachronistisch worden geïntroduceerd in voorstellingen of interpretaties van het verleden.’ Presentisme is een veelvoorkomend probleem. Het is heel makkelijk om een uitspraak uit het verleden te vinden die de normen van die tijd weergeeft en ze vervolgens foutief op het heden toe te passen. Is er iemand onder u die niet graag iets zou willen terugnemen wat hij of zij ooit gezegd of geschreven heeft en wat in ons hedendaags taalgebruik ongepast of beledigend zou zijn?

De kerk is de afgelopen jaren voorzichtiger en tactvoller taal gaan gebruiken in haar dialoog met de homobeweging. Zoals ik al zei, betekent dat niet dat het leerstellige standpunt ten aanzien van het doel van seks, het huwelijk en het gezin of de definitie van zonde veranderd is, maar het weerspiegelt wel een groter begrip en bewustwording onder de kerkleiders.

Dat gezegd hebbende, zou het fout zijn om te veronderstellen dat de algemene autoriteiten zich jaren geleden niet van die problematiek bewust waren. Ik denk vooral aan ouderling Quentin L. Cook van de Twaalf, die in de jaren tachtig toen de aidsepidemie uitbrak uitgerekend in San Francisco ringpresident was. Ik was aanwezig toen we ouderling Cook voor de camera over dit onderwerp interviewden. Hij was duidelijk zeer diep, emotioneel geraakt door zijn ervaringen met de hulpverlening aan een aantal leden met aids in hun laatste levensstadium. Ik heb ook andere algemene autoriteiten de pijn horen beschrijven die ze voelen voor gezinnen, onder wie familieleden die homo zijn, die verscheurd werden toen ze met deze enorm moeilijke kwestie probeerden om te gaan.

Homoseksuele aantrekking wordt in de samenleving meer besproken, waardoor onze taal veranderd is om een geëvolueerd publiek toe te kunnen spreken, hoewel onze kuisheidsnormen onveranderlijk blijven. We kunnen hetzelfde zeggen over heterokoppels die samenwonen zonder te trouwen. We vinden het niet goed, we raden het af, we onderwijzen onze jongeren in kuisheid voor het huwelijk, maar we weten ook dat de wereld van vandaag andere steeds veranderende normen en waarden heeft, en een scherpe stem van de kerk gaat dat gedrag niet veranderen.

Tegen het einde van de Amerikaanse presidentsverkiezingscampagne van 2012, lanceerde Public Affairs de website ‘mormonsandgays.org’. Op de site stonden een aantal interviews met leden van de Twaalf en de site werd vóór de lancering tot in detail door de algemene autoriteiten doorgelicht. De website had namelijk meerdere doelen. In het heetst van de verkiezingscampagne, waarbij een lid van de kerk de presidentskandidaat van zijn partij was, dachten we dat de ‘homokwestie’ op een of ander moment bij de campagne betrokken zou worden en dat we te maken zouden krijgen met alle foute voorstellingen en visies die na Proposition 8 in 2008 ontstaan waren. Maar de website bood ook de gelegenheid om over de ervaringen van onze lhbt-leden te vertellen.

In sommige mormoonse gezinnen was de reactie op tieners die ‘uit de kast kwamen’ allesbehalve medelevend of begripvol geweest. In enkele extreme gevallen waren jongeren zelfs het huis uitgezet. Dakloos en berooid waren die jongeren een makkelijke prooi voor drugdealers, prostitutie en andere vernederende ervaringen. Sommigen pleegden zelfs zelfmoord. Ik ken geen enkele kerkleider die zulke handelingen goedkeurde, maar niet alle leiders hadden besef van deze problemen, en de leden in het algemeen al helemaal niet. Mormonsandgays.org, de site die vóór de lancering tot in detail door de algemene autoriteiten werd doorgelicht, is ontwikkeld om daar iets aan te doen, door ouders en andere familieleden aan te sporen hun kinderen, broers en zussen de hand te reiken en tegelijkertijd geen onzedelijk gedrag door de vingers te zien.

Het blijft een moeilijke kwestie. De kerk werkt momenteel aan de tweede versie van mormonsandgays.org die begin volgend jaar klaar zou moeten zijn. Dat onderwerp brengt ons uiteraard bij de positie van de kerk inzake godsdienstvrijheid versus lhbt-rechten.

Zelfs tijdens Proposition 8 maakte de kerk al bekend dat het niet tegen lhbt-rechten op het gebied van huisvesting, tewerkstelling, erfrecht, ziekenhuisopname enzovoort was als die geen gevaar voor de rechten van het gezin vormden. De kerk had wel een probleem met pogingen om het huwelijk te herdefiniëren. Ik weet nog dat de algemene autoriteiten toen al zeiden dat de legalisering van het homohuwelijk veel problemen voor de godsdienstvrijheid zou veroorzaken. Dat was bijzonder vooruitziend. Als u niet op de hoogte bent van de grote cultuurstrijd tussen voorstanders van lhbt-rechten en verschillende godsdienstige groeperingen over de gevoelde bedreiging van godsdienstrechten, dan kan ik u verzekeren dat het een van de grote sociale kwesties van deze tijd aan het worden is.

Het is niet mijn bedoeling om over dit onderwerp uit te wijden, maar de zaken die vele lhbt-voorstanders schrijven over godsdienstrechten zijn ontnuchterend. De bestuursraad van de Boy Scouts of America had nog maar net besloten om homoseksuele scoutsleiders toe te laten, toen de Human Rights Campaign — een van de grootste voorvechters van lhbt-rechten — verklaarde dat het een goede ‘eerste stap’ was, waarmee ze bedoelden dat ze pas tevreden zijn als alle kerken homoseksuele scoutsleiders accepteren. Zelfs vóór die scoutskwestie drongen velen erop aan dat godsdienstige universiteiten die niet voldeden aan de lhbt-definitie van wat wel of niet sociaal aanvaardbaar is, niet meer als universiteit erkend zouden worden. En het ontnemen van belastingvrijdom van godsdiensten is een ander agendapunt dat onlangs opgedoken is.

De kerk heeft beheerst, redelijk en christelijk gereageerd. Hoewel de kerk geen duimbreed afwijkt van het plan van onze Vader voor zijn kinderen en het doel van ons leven op aarde, waaronder hoe seksualiteit geuit dient te worden, heeft de kerk de wettigheid erkend van huisvesting, tewerkstelling en andere dienstverleningen die ik vermeld heb voor lhbt’ers. Bovendien zou Utah nu geen wetten hebben waarmee de rechten van zowel lhbt’ers als godsdiensten worden beschermd als de kerk in januari in haar persconferentie niet tot een rechtvaardige behandeling van beide groeperingen opgeroepen had.

De kerk zal in de toekomst tot dat soort evenwicht blijven oproepen. Het is niet makkelijk voor al onze leden om dat te begrijpen. Er zijn leden die een erg ouderwetse opvatting hebben en geloven dat mededogen voor lhbt’ers hetzelfde is als zonde door de vingers zien, hoewel zich aangetrokken voelen tot iemand van hetzelfde geslacht op zich geen zonde is.

Anderen willen de kerk hervormen tot wat de meest recente politiek correcte sociale conventie zegt dat ze moet zijn. Er moet daarom binnen de kerk veel in dit onderwerp onderwezen worden, vooral onder onze jongeren en jongvolwassenen. De algemene autoriteiten zullen een route uitstippelen die de leer van de kerk volgt en tegelijkertijd de alomvattendheid en liefde van Christus voor alle mensen volgt.

Kunnen de leden een eigen visie over dit onderwerp hebben en toch de kerk trouw blijven? Die vraag horen we regelmatig in verschillende situaties. Kan een lid democraat zijn en toch een goed mormoon? Daar moet ik altijd om lachen. Als de leden die die vraag stellen naar sommige landen in de wereld zouden reizen en er getrouwe leden van de kerk zouden ontmoeten die er lid van de communistische partij zijn, zou hun bloeddruk hevig stijgen. Kan ik in vrouwenrechten geloven en een goed mormoon zijn? Mag ik denken dat onze lofzangen aan vernieuwing toe zijn? Ben ik afvallig als ik soms denk dat niet elke minuut van ons drie uur durende vergaderschema even inspirerend is?

Ik wil niet oneerbiedig zijn, want ik weet dat sommige vragen belangrijker zijn dan andere. Ik kan u alleen maar vertellen hoe ik dit onderwerp zelf benader. Ik heb de kerk nooit als intellectuele dwangbuis beschouwd. We hebben heel verschillende leden. Ik heb in ieder werelddeel met leden van de kerk gepraat. Een van de interessantste aspecten aan heilige der laatste dagen zijn, is dat we deel uitmaken van een gevarieerde, maar eensgezinde wereldwijde familie. Ik moet toegeven dat ik als Brit af en toe grapjes over Frankrijk maak — het hoort er een beetje bij als je Brit bent. (Ik heb hen eigenlijk nooit vergeven dat ze in de Amerikaanse burgeroorlog voor de verkeerde kant gekozen hebben.) En uiteraard doen de Fransen hetzelfde over de Britten. Maar als ik in een vliegtuig naast een Franse heilige der laatste dagen zit, voel ik meteen een band met hem. De verschillen tussen onze landen en culturen verdwijnen. Ik heb veel meer met hem gemeen dan met een niet-mormoonse Brit, zelfs als hij even oud is en uit mijn stad of school komt. Als heilige der laatste dagen weet ik meteen dat mijn nieuwe Franse kennis en ik de belangrijkste waarden en ervaringen gemeen hebben, en we hebben globaal dezelfde ambities voor dit leven en het hiernamaals. Ik ben blij te weten dat we als heiligen der laatste dagen niet meer vreemdelingen en bijwoners zijn, maar medeburgers in een koninkrijk dat alle grenzen en culturen overschrijdt.

Wil ik dat de Fransman die naast me zit exact dezelfde visie heeft over zijn levenswijze? Sta ik erop dat we ons allebei op precies hetzelfde punt in onze geestelijke reis bevinden? Of geef ik hem, zoals de Heer dat doet, ruimte voor persoonlijke interpretatie, groei en begrip?

Alleen als mijn vriend erop staat dat ik alles net zoals hij interpreteer, of zegt dat de algemene autoriteiten de leden misleiden, of dat hij zich ongevraagd verheft tot mijn leerkracht, zal ik me zorgen maken over zijn richting. Als hij me vertelt over zijn blogs en openbare betogingen om aan te tonen dat de algemene autoriteiten het fout hebben en als hij niet naar raad luistert, verwacht ik dat kerkleiders hem op andere gedachten proberen te brengen, hoewel ze dat liever niet doen. Als vriendelijkheid, overreding en ongeveinsde liefde geen resultaat opleveren, vrees ik voor zijn eeuwige toekomst. Maar ik ontneem hem niet het recht om anders te denken. Hoewel ik van de diversiteit in de kerk houd, geloof ik niet dat diversiteit het uiteindelijk van eenheid wint. ‘Indien gij niet één zijt, zijt gij de mijnen niet.’

Ik weet zeker dat het Eerste Presidium en de Twaalf de uitkomst van disciplinaire raden niet beïnvloeden en zich daar scrupuleus van onthouden. Als hof van beroep kan het Eerste Presidium dat niet doen. Ze moeten onpartijdig zijn. Volgens het beleid van de kerk beslissen bisschoppen en ringpresidenten wanneer ze zo’n raad houden en wat de uitspraak is. Ringpresidenten kunnen uiteraard gebiedszeventigers om raad over de procedure vragen, maar niet over beslissingen of uitspraken.

Er is onlangs gespeculeerd dat disciplinaire raden, of uitnodigingen tot een gesprek met de bisschop, gelijktijdig plaatshadden en daardoor het idee gaven dat ze centraal geregeld werden. Dat is echter niet het geval, en er is een eenvoudige, geloofwaardige uitleg die makkelijk te begrijpen is. Algemeen autoriteiten — onder wie de voltallige quorums der Zeventig — komen om het half jaar, vlak vóór de algemene conferentie, naar de hoofdzetel van de kerk om instructie te ontvangen. Die instructiebijeenkomsten hebben door de jaren heen verschillende onderwerpen behandeld. Als ze instructie krijgen over het houden van disciplinaire raden in overeenstemming met het beleid van de kerk — en dat was onlangs het geval — dan is het normaal dat die instructie haar weg naar de ringpresidenten en bisschoppen vindt, die zich als gevolg daarvan beter voorbereid voelen om met leden te spreken die volgens hen advies nodig hebben. Dat kan vooral voorkomen in een periode waarin sommige leden in het openbaar campagne voeren voor wijzigingen in het beleid en de leer van de kerk. Ik weet eerlijk gezegd niet of er een toename van dat soort gesprekken is en of dat de reden ervoor was. Maar het is niet gezond en zelden juist om achter elke verandering een samenzwering te zoeken.

Ik beloofde u om wat over de diepgaande verhandelingen op LDS.org te zeggen, die onderwerpen behandelen waarmee sommige leden moeite hebben. Eerlijk gezegd heb ik er niet veel over te zeggen. Uit de reacties op LDS.org bleek dat sommige leden vonden dat de verhandelingen een opvallender plek moeten krijgen en door een grote aankondiging voorafgegaan hadden moeten worden. Andere leden zeiden dat er teveel aandacht naartoe ging. Ik denk dat ze inderdaad van begin af aan meer aandacht hadden moeten krijgen, maar sta me toe dat ik de context wat verduidelijk. Een aantal van de verhandelingen hebben na publicatie heel wat aandacht in de pers gekregen. Wie de ontwikkelingen binnen de kerk op de voet volgt, heeft opgemerkt dat er meer nadruk ligt op studie en onderwijs in het gezin, op sabbatheiliging die dat onderwijs met ons dagelijks leven verweeft, en op een steeds flexibeler leerplan dat veel verschillende bronnen gebruikt — waaronder deze verhandelingen — als leerstof en steun. De kerkleiders willen dat deze verhandelingen niet slechts één keer op LDS.org gelezen worden, maar dat de leerstof en beginselen op de studie van vooral onze jongeren toegepast worden.

Er is veel overleg aan de publicatie van de verhandelingen voorafgegaan, onder meer over de lengte van de artikelen. Op een bepaald ogenblik werd er gedacht aan verhandelingen van meer dan vijftig pagina’s, en sommige versies werden van veel voetnoten voorzien. Maar men besefte dat het gewone lid dergelijk uitgebreid materiaal niet zou doornemen. Alleen geleerden die eigenlijk al met de inhoud vertrouwd waren, zouden dat doen. Er werd een alternatief overwogen: een korte uitleg van twee tot drie pagina’s, maar dat vond men dan weer ontoereikend en niet voldoen aan de vereiste transparantie. Het resultaat van dat overleg vindt u nu op LDS.org en over het algemeen is het publiek er tevreden mee. Hoewel uiterst bekwame mormoonse geleerden de eerste ontwerpen opstelden, werden ze door medewerkers van de afdeling kerkgeschiedenis en andere geleerden grondig gereviseerd. Hun revisie werd door de Twaalf zorgvuldig op nauwkeurigheid en evenwicht gecontroleerd, waarna het Eerste Presidium het document goedkeurde.

Ik zal nu afronden waarna we tot de vragen kunnen overgaan. Ik zei al dat het belangrijk is niet te defensief ingesteld te zijn. Ik hoop dat ik vandaag zelf niet te defensief klonk. U zult het misschien raar vinden dat ik dit als public-affairsmedewerker zeg, maar ik wil u tot slot nog een gedachte meegeven.

Ouderling Neal A. Maxwell, voormalig voorzitter van het public-affairscomité, had het soms over wat hij het ‘hoofddilemma van Public Affairs’ noemde. Laten we ons licht schijnen zodat men onze goede werken ziet, of lijkt het er dan op dat we dat doen om gezien te worden en wereldse lof willen krijgen?

Vandaag de dag hebben we nog een dilemma. De belangrijkste functie van de afdeling Public Affairs is om de verstandhouding met opinieleiders te verbeteren wier invloed de zending van de kerk kan bevorderen of schaden. We kunnen in de samenleving met dat doel veel goeds doen. Dat leidt tot banden met andere kerken, leiders van alle politieke kleuren, lhbt’ers, andere vooraanstaande leden van de gemeenschap en vele anderen.

Tegelijkertijd is de kerk altijd al tegen de culturele stroming ingegaan, wat betekent dat ze vaak weerstand aan sociale conventies en gevestigde organisaties geboden heeft. Jezus had het vaak over schapen, maar was er zelf geen. Hij stelde sociale normen aan de kaak, ging met uitgestotenen om, en confronteerde de gevestigde orde als die hypocriet was. Ook de apostelen stelden conventies keer op keer aan de kaak om het evangelie te verkondigen.

Hoe zorgen we dan voor evenwicht tussen die twee schijnbaar strijdige beginselen: banden smeden met niet-leden die andersdenkend zijn en tegelijkertijd weerstand bieden aan het toenemende secularisme en de scheiding met godsdienst?

Het antwoord op die vraag en andere moeilijke kwesties vinden we door Jezus Christus altijd te volgen. Dat is onze voornaamste opdracht. Onze kerk draagt de naam van de Heiland. Dit is zijn kerk. We onderwijzen in zijn leerstellingen en proberen het voorbeeld van Jezus te volgen. De communicatie vanuit de kerk moet daarom altijd met die gedachte opgesteld worden en de kerk moet in woord en daad consequent zijn. Bij elke beslissing die we nemen en elk voorstel dat we doen, proberen we dat in gedachten te houden. Wat zou de Heiland doen? Vooral wie bij FairMormon betrokken is, dient het soort taal te gebruiken dat de Heiland zou gebruiken en polemische, confronterende strategieën achterwege te laten. We hebben zes eenvoudige beginselen bepaald die verklaren, en niet verdedigen, waarvoor we staan. Dat zijn de volgende:

We geloven in God, streven ernaar de beginselen van het evangelie van Jezus Christus na te leven en nemen Gods plan voor zijn kinderen ter harte, waardoor we zelf gelukkig worden en anderen vreugde brengen.

We zijn voorvechters van het gezin, verdedigers van sterke, duurzame huwelijken, van kinderen krijgen, en van het grootbrengen van goed opgeleide kinderen met hoge morele waarden.

We waarderen en verdedigen vrijheid, waaronder godsdienstvrijheid, we respecteren individuele keuzevrijheid en morele keuzes, vrijheid om te aanbidden en vrijheid om ons geloof te verkondigen.

We hebben sterke morele waarden en proberen die na te leven, waaronder eerlijkheid en betrouwbaarheid, en andere christelijke waarden.

We dienen anderen, zowel binnen als buiten de kerk. Naastenliefde, of liefde voor onze medemens, is een bron van vreugde.

We streven ernaar door de verlossende macht van het evangelie te tonen dat we ons leven ten goede kunnen veranderen. Dat doen we door te geloven, ons te bekeren en de verzoening te gebruiken.

Dat zijn de kwesties en problemen waarmee we nu te maken krijgen. Bedankt voor uw aandacht. In de naam van Jezus Christus.

Stijlgidsnotitie:Als u De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in een artikel noemt, gebruik dan bij de eerste vermelding alstublieft de volledig naam van de kerk. Voor meer informatie over het gebruik van de naam van de kerk, zie onze onlineStijlgids.