Ouderling Boyd K. Packer
van het Quorum der Twaalf Apostelen (...) Ik wil iets vertellen
over de Geest en hoe we ons kunnen voorbereiden op het ontvangen
van die Geest. We leren geestelijke zaken niet op precies dezelfde
manier als andere zaken. Toch kunnen we methodes zoals lezen,
luisteren en overpeinzen er wél voor gebruiken. Ik heb ondervonden
dat het een bijzondere houding vergt om geestelijke zaken zowel te
onderwijzen als te leren. U zult merken dat een aantal dingen die u
weet, of nog te weten zult komen, moeilijk aan anderen uit te
leggen zijn. Ik wil u vertellen wat ik meemaakte vóór ik algemeen
autoriteit was, iets wat mij zeer heeft getroffen. Ik zat eens in
een vliegtuig naast iemand die er openlijk voor uitkwam atheïst te
zijn. Hij ging dermate prat op zijn ongeloof dat ik hem mijn
getuigenis gaf. ‘U hebt ongelijk,’ zei ik, ‘er is een God en ik
weet dat Hij leeft! De Geest trekt onze aandacht niet door
stemverheffing of door ons met ruwe hand door elkaar te schudden.
Nee, Hij fluistert. Zijn stemgeluid klinkt heel zacht voor ons.'
'Dat weet u niet,' luidde zijn tegenwerping. 'Niemand weet dat. U
kunt het niet weten!' Toen ik niet wilde toegeven, stelde de
atheïst, die advocaat was, de belangrijkste vraag met betrekking
tot een getuigenis. 'Nou goed,' zei hij op spottende toon, 'u zegt
het te weten. Vertel me maar eens hoe u het weet.' Ik voelde dat ik
er misschien niet verstandig aan had gedaan om tot hem te getuigen
en ik wist me even geen raad. Toen ging er een lampje bij me
branden en ik zei tegen de atheïst: 'Weet u hoe zout smaakt?'
'Ja, natuurlijk,' zei hij.
'Wanneer hebt u voor het laatst zout geproefd?'
'Zojuist, bij het eten.'
'Ja, maar u dénkt alleen maar te weten hoe zout smaakt,' zei
ik.
'Welnee,' hield hij vol, 'als ik iets weet, dan is het wel hoe zout
smaakt.'
'Als ik u een kopje zout en een kopje suiker gaf en u liet proeven,
zou u dan het zout kunnen onderscheiden van de suiker?'
'Nu begint u kinderachtig te doen,' was zijn antwoord.
'Vanzelfsprekend ken ik het verschil tussen die twee. Ik ken de
smaak van zout. Ik proef het iedere dag en ik ken de smaak zo goed
als wat dan ook.'
' Goed dan,' zei ik, 'aangenomen dat ik nog nooit zout heb
geproefd, wilt u me dan eens uitleggen hoe het precies
smaakt?'
Na enig nadenken deed hij een poging met. 'Tja, nou ja, het is niet
zoet en niet zuur.'
'Daarmee hebt u me verteld wat het niet is, maar nog niet wat het
wél is.' Na diverse pogingen moest hij het, uiteraard, opgeven. Hij
was niet in staat om louter met woorden een zo alledaagse ervaring
als de smaak van zout duidelijk te maken. Toen gaf ik hem weer mijn
getuigenis en zei: 'Ik weet dat er een God is. U maakte dat
getuigenis belachelijk en zei dat als ik dat echt wist, ik u
precies zou kunnen vertellen hoe ik dat wist. Beste vriend,
geestelijk gesproken heb ik zout geproefd. Ik ben net zo min in
staat u met woorden duidelijk te maken hoe ik aan die kennis kom
als u in staat bent mij te vertellen hoe zout smaakt. Maar ik
herhaal: er is een God! En Hij leeft! En omdat u dat niet weet,
hoeft u niet te proberen mij te vertellen dat ik het ook niet weet,
want ik weet het wel degelijk!' Sindsdien heb ik er nooit meer last
van gehad, en heb ik mij nooit meer geschaamd dat ik niet in staat
ben met louter woorden alles uit te leggen wat ik geestelijk weet.
De apostel Paulus heeft het zo gezegd: 'Hiervan spreken wij dan ook
met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest
geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke
vergelijken. Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van
de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet
verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.' (1 Kor.
2:13-14.) Geestelijke kennis kan niet met woorden alleen worden
uitgedrukt. Wij kunnen anderen echter wél met woorden aantonen hoe
zij zich erop kunnen voorbereiden de Geest te ontvangen. De Geest
zelf zal daarbij helpen: '(...) want wanneer een mens door de macht
van de Heilige Geest spreekt, voert de macht van de Heilige Geest
het tot het hart der mensenkinderen' (Boek van Mormon; 2 Nephi
33:1). Wanneer we geestelijke kennis ontvangen, kunnen we tegen
onszelf zeggen: dát is het! Dat is wat er bedoeld wordt met die
woorden in de openbaring! Wij hebben geen woorden (zelfs de
Schriften niet) voor een volmaakte beschrijving van de Geest. In de
Schriften wordt over het algemeen het woord stem gebruikt, wat de
betekenis niet helemaal dekt. Die subtiele, verfijnde geestelijke
mededelingen zijn niet met onze ogen te zien, noch met onze oren te
horen. En hoewel het als een stem wordt beschreven, is het een stem
die eerder te voelen dan te horen is. Toen ik dat eenmaal begrepen
had, kreeg een bepaald vers uit het Boek van Mormon zeer veel
betekenis voor mij en werd mijn getuigenis van het boek oneindig
veel groter. Het ging over Laman en Lemuël, die tegen Nephi in
opstand kwamen. Nephi vermaande hen en zei: 'Gij hebt een engel
gezien en hij heeft tot u gesproken; ja, van tijd tot tijd hebt gij
zijn stem gehoord; en Hij heeft met de stem van een zachte stilte
tot u gesproken, maar gij waart gevoelloos geworden, zodat gij zijn
woorden niet hebt kunnen voelen' (Boek van Mormon, 1 Nephi 17:45).
[...] De stem van de Geest wordt in de Schriften beschreven als
zijnde luid noch scherp. Het is geen donderend geluid [...], maar
een zoete, volmaakt zachte stem, als het ware een fluistering, en
zij kan doordringen tot diep in [onze] ziel en kan ons hart doen
branden [...]. Bedenk dat Elia merkte dat de stem van de Heer niet
in de wind was, noch in de aardbeving, noch in het vuur, maar in
'het suizen van een zachte koelte' (1 Kon. 19:12; in de King
Jamesvertaling van de Bijbel is sprake van 'een stille, zachte
stem' - vert.). De Geest trekt onze aandacht niet door
stemverheffing [...]. Nee, Hij fluistert. Zijn stem raakt ons zo
zachtjes aan dat als we met andere dingen bezig zijn, wij zijn
aanraking misschien niet zullen voelen. Een enkele keer zal die
stem net genoeg druk uitoefenen dat wij er acht op slaan. Doorgaans
echter zal de Geest, wanneer wij geen aandacht schenken aan dat
subtiele gevoel, zich terugtrekken en wachten totdat wij Hem zoeken
en bereid zijn te luisteren. lk heb ondervonden dat sterke,
indrukwekkende geestelijke ervaringen niet vaak ons deel zijn. En
wanneer wij ze wél hebben, zijn ze gewoonlijk bedoeld om ons te
stichten, instrueren of terecht te wijzen. Tenzij wij door bevoegd
gezag daartoe zijn geroepen, worden wij er niet door gerechtigd om
anderen raad te geven of terecht te wijzen. lk ben ook tot de
overtuiging gekomen dat het niet verstandig is om steeds te spreken
over buitengewone geestelijke ervaringen. Men moet deze dingen voor
zich houden en er alleen over spreken wanneer de Geest ons daartoe
aanzet, zodat anderen erdoor gezegend kunnen worden. [...] Mijns
inziens moeten we deze zaken in ons hart bewaren en overwegen,
zoals volgens Lucas ook Maria deed met de goddelijke gebeurtenissen
waarmee de geboorte van Jezus omgeven werd (zie Luc. 2:19). We
moeten nóg iets leren: een getuigenis wordt iemand niet plotseling
opgedrongen - een getuigenis groeit. Wij worden qua getuigenis op
dezelfde manier groot als ons lichaam dat doet; we merken er
nauwelijks iets van. Het is niet verstandig om onmiddellijke
antwoorden of zegeningen te verlangen. We kunnen geestelijke zaken
niet forceren. [...] Wij kunnen een klimaat scheppen dat de groei
bevordert, we kunnen voeden en beschermen; maar we kunnen niet
dwingen: we moeten de groei afwachten. Wees niet ongeduldig bij het
verwerven van grote geestelijke kennis. Laat die groeien en
vooruitgaan. [...] De Geest zal, wanneer wij geen aandacht schenken
aan zijn subtiele ingevingen, zich terugtrekken en wachten totdat
wij Hem zoeken en bereid zijn te luisteren. Van ons wordt verwacht
dat wij het licht en de kennis die wij reeds bezitten, gebruiken
voor het uitzetten van een vaste koers in ons leven. Wij behoren
geen openbaring nodig te hebben om ons erop te wijzen dat we onze
plicht moeten doen, want dat is ons in de Schriften al verteld en
evenmin behoren we openbaring te verwachten ter vervanging van de
geestelijke of aardse kennis die wij reeds ontvangen hebben - maar
alleen om die uit te breiden. Wij moeten ons leven inrichten op een
gewone, alledaagse manier, waarbij wij ons houden aan de routine,
regels en reglementen die het leven beheersen. Regels en
reglementen en geboden vormen een waardevolle bescherming. Mochten
we geopenbaarde instructie nodig hebben om ons van koers te doen
veranderen, dan zal die tot ons komen wanneer wij op dat punt van
ons leven zijn aangeland. [...] U hoeft niet te weifelen of zich te
schamen omdat u niet alles weet. [...] Wees altijd op uw hoede,
opdat u niet misleid wordt door inspiratie uit een verkeerde bron.
[...]. Wees voorzichtig, laat u niet misleiden [...]. Het
geestelijke en het emotionele deel van ons zijn zo nauw met elkaar
verbonden dat het mogelijk is een emotionele opwelling aan te zien
voor iets geestelijks. We komen wel eens mensen tegen die, naar hun
mening, geestelijke influisteringen van God ontvangen, terwijl ze
voortkomen uit hun emoties of zelfs van de tegenstander afkomstig
zijn. [...]. Ik weet door ervaringen die te heilig zijn om over te
spreken dat God leeft, dat Jezus de Christus is, dat de gave van de
Heilige Geest die ons verleend is bij onze bevestiging een hemelse
gave is. Het Boek van Mormon is waar! Dit is de Kerk van de Heer!
Jezus is de Christus! Wij worden gepresideerd door een profeet van
God! De tijd van wonderen is niet voorbij, noch hebben zijn engelen
opgehouden aan de mens te verschijnen en hem te dienen! De kerk
beschikt over de geestelijke gaven. En één van die geestelijke
gaven is de gave van de Heilige Geest! (Uit 'De lamp des Heren',
artikel naar een toespraak, gehouden tijdens een bijeenkomst voor
nieuwe zendingspresidenten. Zie De Ster van december 1988 voor het
volledige artikel.)
Stijlgidsnotitie:Als u De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in een artikel noemt, gebruik dan bij de eerste vermelding alstublieft de volledig naam van de kerk. Voor meer informatie over het gebruik van de naam van de kerk, zie onze onlineStijlgids.