Ouderling Dallin H. Oaks
van het Quorum der Twaalf Apostelen Afgelopen zomer zijn mijn vrouw
en ik teruggekeerd van een tweejarig verblijf in de Filipijnen. We
vonden het heerlijk om daar te werken, maar ook om weer thuis te
komen. Als we weg zijn geweest, zien we onze omgeving in een nieuw
licht, met meer waardering, en soms met nieuwe zorgen. Het baarde
ons zorgen om te zien hoe pornografie tijdens onze afwezigheid de
samenleving […] verder heeft aangetast. Onze kerkleiders
waarschuwen al jaren voor de gevaren van beelden en woorden die
bedoeld zijn om seksuele verlangens op te wekken. En nu wordt onze
samenleving als door een lawine overspoeld met de verderfelijke
invloed van pornografie die voor commercieel gewin wordt
geproduceerd en verspreid. Tijdens onze vorige conferentie wijdde
president Gordon B. Hinckley een hele toespraak aan dit onderwerp,
waarbij hij ons in de duidelijkste bewoordingen waarschuwde dat ‘we
een heel ernstig probleem onder ons hebben’ (‘Een tragisch kwaad
onder ons’, Liahona, november 2004, p. 61.) De meeste bisschoppen
[…] rapporteren nu zich ernstig zorgen te maken over dit probleem.
[…] Ik wil vandaag tot u spreken over porno. Ik weet dat velen van
u eraan blootgesteld worden en dat velen van u erdoor besmet zijn.
Door een toespraak over dit onderwerp te houden, voel ik me als de
profeet Jakob die de mannen in zijn tijd zei dat het hem verdriet
deed dat hij zo openhartig tot ze sprak in het bijzijn van hun
teergevoelige vrouwen en kinderen. Maar niettegenstaande het feit
dat het een zware taak was, zei hij dat hij over dat onderwerp tot
de mannen moest spreken omdat God het hem geboden had (zie Jakob
2:7–11). Ik doe dit met dezelfde reden. In het tweede hoofdstuk van
het boek dat zijn naam draagt, veroordeelt Jakob de mannen om hun
‘hoererij’ ([zie het boek Jakob in Het Boek van Mormon], vss. 23,
28). Hij zei dat zij ‘op het hart van hun teergevoelige vrouwen
hadden getrapt en het vertrouwen van hun kinderen verloren door het
slechte voorbeeld dat zij hun hadden gegeven’ (zie vs. 35). Wat
waren die uiterst slechte ‘hoererijen’? Ongetwijfeld hadden sommige
mannen zich al schuldig gemaakt aan slechte daden. Maar Jakob
concentreert zich in zijn toespraak niet op slechte daden die men
had gedaan, maar slechte daden die men overwoog. Jakob begon zijn
toespraak met de mannen te zeggen dat zij ‘tot nu toe [...]
gehoorzaam [waren] geweest aan het woord des Heren’ (Jakob 2:4).
Vervolgens zei hij hun echter dat hij hun gedachten kende, dat zij
begonnen ‘zonde te bedrijven, welke zonde [God] zeer gruwelijk
toeschijnt’ (vs. 5). ‘Ik [...] moet [tot u] getuigen van de
goddeloosheid van uw hart’ (vs. 6), voegde hij daar aan toe. Jakob
sprak net als Jezus toen Hij zei: ‘Een ieder, die een vrouw aanziet
om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar
gepleegd’ (Matteüs 5:28; zie ook 3 Nephi 12:28; LV 59:6, 63:16).
Meer dan dertig jaar geleden spoorde ik […] studenten al aan om bij
alles wat zij lazen en keken ‘lectuur te vermijden die
ongeoorloofde seksuele relaties aanmoedigt’. Ik gebruikte de
volgende gelijkenis: ‘Pornografische of erotische verhalen en
afbeeldingen zijn erger dan vies of vervuild eten. Het lichaam
heeft verdedigingsmechanismen om zich van ongezond voedsel te
ontdoen. Met enkele dodelijke uitzonderingen zal slecht voedsel je
alleen maar ziek maken, maar geen permanente schade aanrichten.
Maar iemand die zich vergast aan vieze verhalen of pornografische
of erotische beelden en lectuur, neemt ze op in dat fantastische
archief dat we onze hersenen noemen. Hersenen braken vuiligheid
niet uit. Als het eenmaal is opgeslagen, kan het altijd weer worden
opgeroepen, en kan het je de verdorven beelden voor de geest laten
halen en je afleiden van de gezonde dingen in het leven.’1
Broeders, ik moet u zeggen dat onze bisschoppen en onze
beroepstherapeuten een toenemend aantal mannen spreken die zich
bezighouden met porno, en velen van hen zijn actieve leden.
Sommigen die zich met porno bezighouden, onderschatten schijnbaar
de ernst ervan en blijven het priesterschap van God gebruiken omdat
zij menen dat niemand er achter komt dat zij zich hiermee
bezighouden. Maar de gebruiker weet het, broeders, en de Heer ook.
[…] Een van de gedenkwaardigste leringen van de Heiland slaat op
mannen die stiekem naar porno kijken: ‘Wee u, schriftgeleerden en
Farizeeën, gij huichelaars, want gij reinigt de buitenzijde van de
beker en van de schotel, maar van binnen zijn zij vol roof en
onmatigheid. ‘Gij blinde Farizeeër, reinig eerst de inhoud van de
beker; dan zal hij ook van buiten rein worden’ (Matteüs 23:25–26;
zie ook Alma 60:23). De Heiland vervolgt zijn openlijke
veroordeling van hen die alleen het uiterlijk behandelen, maar het
innerlijk van de mens niet reinigen: ‘Gij gelijkt op gewitte
graven, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen vol
zijn van doodsbeenderen en allerlei onreinheid. ‘Zo ook gij, van
buiten schijnt gij de mensen wel rechtvaardig, doch van binnen zijt
gij vol huichelarij en wetsverachting’ (Matteüs 23:27–28). De
onmiddellijke geestelijke consequenties van dergelijke huichelarij
zijn verschrikkelijk. […] Gebruikers van porno verliezen […] het
gezelschap van de Geest. Porno brengt fantasieën voort die een
geestelijke instelling vernietigen. ‘Want de gezindheid van het
vlees is de dood’ — geestelijke dood. (Romeinen 8:6; 2 Nephi 9:39.)
In de Schriften wordt ons herhaaldelijk geleerd dat de Geest van de
Heer niet verblijft in een onreine tabernakel. Als wij goed leven
en deelnemen aan het avondmaal, is onze belofte dat wij ‘zijn Geest
altijd bij [ons] mogen hebben.’ Om in aanmerking te komen voor die
belofte, moeten we ‘Hem altijd indachtig [...] zijn’. (LV 20:77.)
Wie porno opzoekt en gebruikt voor seksuele stimulatie, is
duidelijk in overtreding van dat verbond. Hij is ook in overtreding
van een heilig verbond om zich te onthouden van onheilige en
onreine praktijken. Hij kan de Geest van de Heer niet bij zich
hebben. Hij moet gehoor geven aan de smeekbede van de apostel
Petrus: ‘Bekeer u van deze uw boosheid en bid de Here, of deze
toeleg van uw hart u moge vergeven worden’ (Handelingen 8:22). […]
U hebt beslist gemerkt dat ik niets zeg over de uitwerking die
porno op uw mentale gezondheid of op crimineel gedrag heeft. Ik heb
het over de uitwerking op onze geestelijke instelling — op ons
vermogen om de Geest van de Heer bij ons te hebben […]. Porno
brengt ook onze dierbaarste relaties dodelijke wonden toe. In de
toespraak die president Hinckley afgelopen oktober voor de
priesterschapsdragers hield, haalde hij een brief van een vrouw aan
die hem vroeg om de kerkleden te waarschuwen dat porno ‘harten en
zielen [...] diep [...] kwetst [en] relaties [uitknijpt].’
(Liahona, november 2004, p. 60.) Onlangs gaf een vrouw mij tijdens
een ringconferentie een soortgelijke brief. Haar man had ook
jarenlang belangrijke kerkroepingen gehad terwijl hij verslaafd was
aan porno. Ze vertelde hoe moeilijk het was om
priesterschapsleiders zover te krijgen dat zij dit pornoprobleem
serieus namen: ‘Ik kreeg allerlei reacties, zoals dat ik overdreef
of dat het mijn schuld was. Maar nu hebben we een geweldige
bisschop. En na vijftien jaar probeert mijn man nu iets te doen aan
zijn verslaving, hoewel het na vijftien jaar moeilijker voor hem is
om ermee op te houden, en het verlies inmiddels zo groot is dat het
niet is in te schatten.’ Porno belemmert iemand om een normale,
emotionele, romantische en geestelijke relatie met iemand van het
andere geslacht te hebben. Het vreet aan de morele barrières voor
ongepast, abnormaal of illegaal gedrag. Het geweten van iemand die
zich met porno bezighoudt wordt ongevoelig gemaakt, en vervolgens
wordt hij ertoe gebracht na te doen wat hij heeft gezien, ongeacht
de gevolgen voor zijn eigen leven en dat van anderen. Porno werkt
bovendien verslavend. Het belemmert ons vermogen om beslissingen te
nemen en verslaaft gebruikers, die geobsedeerd raken en steeds meer
willen. Een man die zowel aan porno als aan harddrugs verslaafd was
geweest, schreef mij de volgende vergelijking: ‘Naar mijn mening
haalt cocaïne het hier niet bij. Ik heb het allebei gedaan. (...)
Stoppen met zelfs de zwaarste drugs was niets in vergelijking met
[mijn pogingen om porno op te geven].’ (Brief van 20 maart 2005.)
Sommigen proberen hun uitspattingen te rechtvaardigen met het feit
dat ze alleen maar ‘softporno’ en geen ‘hardporno’ kijken. Een
wijze bisschop noemde dit weigeren om kwaad als kwaad te
beschouwen. Hij haalde opmerkingen aan van mannen die probeerden
hun kijkgedrag te rechtvaardigen met vergelijkingen zoals ‘het is
niet zo erg als’, of met ‘er zat maar één zo’n scène in’. Maar de
proef op de som wat slecht is, is niet de mate, maar de uitwerking.
Als iemand lang genoeg slechte gedachten heeft en de Geest zich
terugtrekt, verliest hij zijn geestelijke bescherming en raakt hij
onderworpen aan de macht en leiding van het kwaad. Als hij het
internet of andere porno gebruikt voor wat de bisschop beschreef
als ‘opwinding op verzoek’ (brief van 13 maart 2005), dan is hij
ernstig bevuild door zonde. In de geweldige toespraak van koning
Benjamin staan de verschrikkelijke gevolgen beschreven. Als wij ons
onttrekken aan de Geest van de Heer, worden wij een vijand van
rechtschapenheid, hebben we een duidelijk schuldgevoel, en deinzen
wij ‘terug [...] voor de tegenwoordigheid des Heren.’ (Zie Mosiah
2:36–38). ‘De barmhartigheid [kan] geen aanspraak [...] maken op
die mens’, besluit hij, ‘daarom is het zijn uiteindelijke lot een
nimmer eindigende kwelling te ondergaan’ (vs. 39). Denk eens aan
het tragische voorbeeld van koning David. Hoewel hij een
geestelijke reus in Israël was, stond hij zichzelf toe om naar iets
te kijken wat hij niet had mogen zien. (Zie 2 Samuël 11.) Verleid
door wat hij zag, overtrad hij twee van de tien geboden, te
beginnen met ‘Gij zult niet echtbreken’ (Exodus 20:14). Zo ontviel
een profeet-koning zijn verhoging. (Zie LV 132:39.) Maar het goede
nieuws is dat niemand de neerwaartse gang van het kwaad naar de
kwelling hoeft te volgen. Iedereen die op die verschrikkelijke
roltrap staat, heeft de sleutel om de richting om te draaien. Hij
kán ontsnappen. Door bekering kan hij rein worden. Alma de jonge
beschrijft dat als volgt: ‘Ja, ik herinnerde mij al mijn zonden en
ongerechtigheden, waarvoor ik met de pijnen der hel gekweld werd;
(...) ‘alleen al de gedachte in de tegenwoordigheid van mijn God te
komen, [pijnigde] mijn ziel met onuitsprekelijk afgrijzen [...]. En
zie, het geschiedde, terwijl ik aldus met kwelling werd gepijnigd,
en door de herinnering aan mijn vele zonden verscheurd, dat ik mij
ook herinnerde hoe ik mijn vader tot het volk had horen profeteren
over de komst van een zekere Jezus Christus, een Zoon van God, om
voor de zonden der wereld verzoening te doen. Welnu, zodra deze
gedachte bij mij opkwam, riep ik in mijn hart: O Jezus, Zoon van
God, wees barmhartig jegens mij, die in de gal van bitterheid
verkeer en door de eeuwigdurende ketenen des doods ben omsloten. En
nu, zie, toen ik dat dacht, kon ik mij mijn pijnen niet meer
herinneren; ja, ik werd niet meer verscheurd door de gedachte aan
mijn zonden. En o, wat een vreugde, en wat een wonderbaar licht zag
ik; ja, mijn ziel werd vervuld met een vreugde die even
buitengewoon was als voordien mijn pijn’ (Alma 36:13–14, 17–20).
[Tot hen] die last hebben van deze verslaving of verleiding [zeg
ik]: er is een uitweg. Geef ten eerste toe dat het verkeerd is.
Verdedig het niet en probeer uzelf niet te rechtvaardigen. Onze
leiders smeken al zeker vijfentwintig jaar mannen, vrouwen en
kinderen om dit kwaad te mijden.2 Onze huidige kerkelijke
tijdschriften staan vol waarschuwingen, informatie en aanwijzingen
over dit onderwerp — alleen al dit jaar en afgelopen jaar zijn of
worden er heel wat artikelen over gepubliceerd.3 Vraag ten tweede
de Heer en zijn dienstknechten om hulp. Luister naar de volgende
woorden van president Hinckley en houd u eraan: ‘Wilt u [...]
vanuit het diepst van uw ziel de Heer smeken dat Hij deze
verslaving van u zal wegnemen. En ik hoop dat u de moed zult hebben
om de liefdevolle hulp van uw bisschop, en zo nodig professionele
hulp in te roepen.’ (Liahona, november 2004, p. 62.) Doe ten derde
alles wat u kunt om porno te vermijden. Als u het toch tegenkomt —
en dat kan iedereen gebeuren in de huidige wereld — volg dan het
voorbeeld van Jozef van Egypte. Toen de verleiding hem in haar
greep had, liet hij de verleiding achter zich en ‘liep naar buiten’
(Genesis 39:12). Sta uzelf niet toe om ook maar enige mate van
verleiding mee te maken. Vermijd zonde en de noodzaak om de
onvermijdelijke vernietiging te ondergaan die ermee gepaard gaat.
Dus zet het uit! Kijk een andere kant op! Mijd het tot elke prijs.
Geef uw gedachten een opbouwende wending. Gedenk uw verbonden en ga
trouw naar de tempel. De wijze bisschop die ik eerder aanhaalde,
rapporteerde dat ‘een begiftigd priesterschapsdrager nooit vervalt
tot pornografie in een periode van regelmatig tempelbezoek; het
gebeurt als hij niet meer zo trouw naar de tempel gaat.’ (Brief van
13 maart 2005.) We moeten ook onze dierbaren beschermen. Ouders
installeren alarminstallaties om ze te waarschuwen als hun
huishouden bedreigd wordt door rook of koolmonoxide. We zouden ook
iets moeten installeren dat ons beschermt tegen geestelijke
dreiging, bijvoorbeeld internetfilters, of het plaatsen van
computers met internettoegang waar anderen kunnen zien wat er
bekeken wordt. En we zouden de geestelijke kracht van ons gezin
moeten ontwikkelen door liefdevolle banden te onderhouden,
gezinsgebed te houden en de Schriften te bestuderen. Ten laatste:
gebruik geen porno. Gebruik uw koopkracht niet om zedenverwildering
te ondersteunen. En jongevrouwen, begrijp alsjeblieft dat je, als
je je onfatsoenlijk kleedt, dit probleem vergroot door zelf porno
te worden voor sommige mannen die naar je kijken. Luister
alstublieft naar deze waarschuwingen. Laten we allemaal ons gedrag
verbeteren en ons harder inzetten om onze dierbaren en onze
omgeving te beschermen voor de aanvallen van porno die onze
geestelijke instelling, ons huwelijk en onze kinderen bedreigen. Ik
getuig dat we dit moeten doen om de zegeningen te ontvangen van Hem
die wij aanbidden. Ik getuig van Jezus Christus, het licht en het
leven van de wereld, van Wie deze kerk is. In de naam van Jezus
Christus. Amen. NOTEN
1. Challenges for the Year Ahead (brochure, 1974), pp. 4–5;
herdrukt in “Things They’re Saying,” New Era, februari 1974, p.
18.
2. Zie bijvoorbeeld Gordon B. Hinckley, ‘Een tragisch kwaad onder
ons’, Liahona, november 2004, pp. 59–62; David E. Sorensen, ‘Je
kunt een ratelslang niet aaien’, Liahona, juli 2001, pp. 48–50;
Thomas S. Monson, ‘Pornografie — de dodelijke bacillendrager’,
Liahona, november 2002, pp. 2–5; David B. Haight, ‘Persoonlijke
moraliteit’, De Ster, januari 1985, pp. 58–61.
3. Zie bijvoorbeeld Rory C. Reid, ‘De weg terug: stoppen met
porno’, Liahona, februari 2005, pp. 46–51; Arianne Cope, ‘Internet
Café’, New Era, maart 2005, pp. 34–37; ‘The Decision’, The Friend,
maart 2004, pp. 41–42. Aanhalingen uit een conferentietoespraak,
zoals gepubliceerd in de Liahona, mei 2005, pp. 87–90.
Stijlgidsnotitie:Als u De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in een artikel noemt, gebruik dan bij de eerste vermelding alstublieft de volledig naam van de kerk. Voor meer informatie over het gebruik van de naam van de kerk, zie onze onlineStijlgids.