Persbericht

Red de kinderen

Citaten uit een toespraak, gehouden tijdens de algemene oktoberconferentie van 1994 President Gordon B. Hinckley
(Toentertijd eerste raadgever in het Eerste Presidium, later president van de kerk) Mijn broeders en zusters (…). Mijn vrouw en ik bezochten onlangs een regionale conferentie in Rexburg (Idaho). We waren in geen jaren in het natuurpark Yellowstone geweest. Daarom besloten we met de auto naar de conferentie te gaan en op maandag via Yellowstone naar huis terug te keren. In 1988 hebben daar grote bosbranden gewoed. We hebben toen dagelijks op het nieuws kunnen zien hoe het vuur over duizenden hectare land raasde en miljoenen bomen vernietigde. Het vuur is ten slotte uitgebrand. De mensen hebben letterlijk gerouwd over de troosteloze aanblik van ontelbare dennebomen, waarvan de toppen afgebrand waren en de rechte, geblakerde stammen deden denken aan plechtige grafzerken op een vol kerkhof. Maar toen we daar vorige maand waren, zagen we iets heel interessants. De dode dennebomen stonden er nog steeds, maar tussen die afgebrande bomen waren miljoenen nieuwe zaailingen ontsproten. Kennelijk waren de denneappels spontaan geëxplodeerd toen het vuur de boomtoppen bereikte en had het zaad zich over de grond verspreid. Er is daar nu een nieuwe generatie bomen, jong, prachtig en veelbelovend. De oude bomen zullen uiteindelijk tegen de grond gaan en de nieuwe zullen tot een prachtig en nuttig bos uitgroeien. Toen we door het park reden, moest ik denken aan de wonderen van de natuur, aan het ritme van het leven. We worden allemaal oud, en ik behoor tot hen die dat al zijn. Onze vitaliteit gaat achteruit. Maar er staat een nieuwe generatie klaar. Dat zijn de kinderen. Ook voor die zoons en dochters van God is de tijd gekomen om hun plaats op aarde in te nemen. Zij lijken veel op het jonge groen in het park — jong, breekbaar, gevoelig, mooi en veelbelovend. De Indiase dichter Tagore heeft geschreven: ‘Elk kind komt met de boodschap dat God nog steeds niet ontmoedigd is door de mens.’ (The Treasure Chest, onder redactie van Charles L. Wallis, New York: Harper and Row, 1965: p. 49.) Kinderen zijn de belofte van de toekomst. Zij zijn de toekomst. Het is tragisch dat zovelen geboren worden om verdriet, honger, angst, zorgen en gebrek te ervaren. De kinderen worden in heel veel gevallen het slachtoffer van de wreedheden die de mensen elkaar aandoen. In de voorbije maanden hebben we ze op tv kunnen zien — de kinderen van Somalië met hun opgezwollen lichaampjes en de dood in hun ogen. Meer recentelijk hebben we ze in Rwanda kunnen zien, de slachtoffertjes van om zich heen grijpend cholera, en meedogenloze honger. Er zijn ontelbare kinderen gestorven. Zij hielden in die landen de belofte in van een nieuwe en betere generatie. Maar ze zijn door ziekte, ondervoeding, kogels en verwaarlozing neergemaaid als jonge aanplant voor een vlijmscherpe zeis. Hoe kan de mens zo wreed zijn dat hij zelf de oorzaken aandraagt die leiden tot een dergelijk broederconflict? Ik geloof dat hun onheil groot zal zijn als het oordeel aanbreekt en zij voor de Almachtige staan en worden beschuldigd van het leed en de verdelging van die kinderen. Ik ben dankbaar voor de vriendelijke en edelmoedige mensen, uit vele kerken en bewegingen, die begaan waren met hun lot. Zij hebben op zoveel manieren hulp geboden aan hen die in nood verkeerden. Ik ben ook dankbaar dat wij als kerk (…) veel hebben kunnen doen door medicijnen, voedsel, kleding en dekens te sturen naar hen die zoveel te lijden hadden, in het bijzonder aan de kinderen, die anders zeker waren gestorven. Waarom is er zoveel leed op zoveel plaatsen? Ik ben er zeker van dat God, onze Hemelse Vader, moet huilen als Hij ziet hoeveel mishandeling zijn kleintjes verduren, want voor mij staat het vast dat zij een bijzondere plaats innemen in zijn grote plan. Die plaats werd nog eens duidelijk gemaakt door zijn Zoon, de Heiland van de wereld, toen Hij over de stoffige wegen van Palestina ging. ‘Zij brachten ook hun kleine kinderen tot Hem, opdat Hij ze zou aanraken. Toen de discipelen dat zagen, bestraften zij hen. ‘Maar Jezus (...) zeide: Laat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods. ‘Voorwaar, Ik zeg u: Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan’ (Lucas 18:15–17). Groot is onze verantwoordelijkheid, van alle christelijke mensen, en van mannen en vrouwen van goede wil waar ook ter wereld, de helpende hand te bieden om het lijden van kinderen te verlichten en hen uit te tillen boven de angst waarin zij leven. Natuurlijk is dat lijden niet nieuw. In de eeuwen die achter ons liggen zijn zij ten prooi gevallen aan epidemieën en pestilentiën. Oorlogen hebben miljoenen onschuldigen voortijdig het graf ingejaagd. Er is ruilhandel gedreven met kinderen, ze zijn gebruikt als werktuigen voor wrede meesters, ze hebben dag in dag uit lange uren gemaakt in de donkere en koude diepten van de kolenmijnen, ze hebben gewerkt in slavenhokken en zijn uitgebuit als goedkope handelswaar. Na alles wat we in de geschiedenis hebben gelezen, na al het lijden waarover we hebben gehoord, na alle uitbuiting waarvan we ons bewust zijn, kunnen we vast wel meer doen dan we nu doen om een halt toe te roepen aan de plaag, waardoor miljoenen kinderen weinig geluk kennen in hun leven, veel pijn ervaren en veel te kort leven. En we hoeven niet de halve wereld af te reizen om huilende kinderen tegen te komen. Er zijn ontelbare kinderen die bang en eenzaam zijn doordat zij zijn blootgesteld aan de kwalijke gevolgen van zedendelicten, verwaarlozing en mishandeling. Ik zeg het ronduit, misschien zelfs te hard. Maar ik weet geen andere manier om mijn gevoelens onder woorden te brengen. Een groot probleem is het huidige fenomeen tienerzwangerschap — kinderen die kinderen krijgen — kinderen zonder vader. Om de een of andere reden lijken veel jongemannen, en soms ook oudere, te denken dat er geen verband bestaat tussen het verwekken van een kind en de verantwoordelijkheid voor dat leven daarna. Elke jongeman behoort te beseffen dat elke keer als er een buitenechtelijk kind wordt geboren, dat het gevolg is van de schending van een goddelijk gebod dat minstens teruggaat tot de tijd van Mozes. Laat het verder heel duidelijk zijn dat de verwekker de rest van zijn leven verantwoording draagt voor het kind. En hoewel de normen van onze samenleving zozeer in verval zijn geraakt dat men zijn schouders ophaalt over een seksuele overtreding, zullen we eens rekenschap moeten afleggen aan God van alles waarmee we zijn ingegaan tegen zijn geboden. Ik kan me niet voorstellen dat een man die een kind heeft verwekt en het aan zijn lot heeft overgelaten niet zo nu en dan wordt geplaagd door het besef dat hij zijn plicht verzaakt heeft. Zal hij zich soms niet afvragen wat er geworden is van het kind dat hij verwekt heeft, of van de jongen of het meisje dat vlees is van zijn vlees en ziel van zijn ziel. De last die op de schouders van een jonge vrouw terechtkomt die haar kind alleen moet grootbrengen, is ongelooflijk zwaar en veeleisend. Ook de maatschappij gaat eronder gebukt, want de kosten om aan de behoeften van moeder en kind te kunnen voldoen, zullen moeten worden opgebracht door de belastingbetaler. ‘De uitgaven voor tienerzwangerschap in de Verenigde Staten van 1985 tot en met 1990, worden geschat op meer dan 120 miljard dollar. (...) ‘Van de ongehuwde tieners die een kind ter wereld brengen, zal 73 procent binnen vier jaar aangewezen zijn op bijstand [dat is bijna drie op de vier]. ‘In 1991 waren de overheidsuitgaven voor eenoudergezinnen 20 miljard dollar, met daarbij nog 2,6 miljard administratiekosten.’ (Starting Points: Meeting the Needs of Our Youngest Children, New York: Carnegie Corporation, april 1994, p. 21.) De hindernissen waar de kinderen die onder die omstandigheden worden geboren voor komen te staan, zijn op zijn minst formidabel. De remedie is eenvoudig en afdoend. Die bestaat uit gehoorzaamheid aan de beginselen van het evangelie en de leringen van de kerk. De remedie is zelfbeheersing. Als elke jongere dat maar eens besefte en zich daardoor liet leiden. Dan zou er zoveel minder hartzeer zijn. Ik kan hier niet genoeg nadruk op leggen, omdat de gevolgen zo ernstig zijn en zo verstrekkend. Er zullen altijd jongeren zijn die ondanks alle goede raad toch niet willen luisteren en hun eigen zin doen, om er tot hun grote schrik en verdriet achter te komen dat het ouderschap zich aandient, terwijl zijzelf niet veel ouder dan een kind zijn. Abortus is niet de oplossing. Dat vergroot het probleem alleen maar. Het is een slechte en weerzinwekkende vlucht die op zekere dag spijt en wroeging tot gevolg heeft. Trouwen is een betere keus. Dat betekent verantwoordelijkheid op zich nemen. Het betekent het kind een naam geven, met ouders die het kind samen koesteren, beschermen en liefhebben. Als een huwelijk niet tot de mogelijkheden behoort, heeft de ervaring geleerd dat adoptie, hoe moeilijk dat ook mag zijn voor de jonge moeder, het kind veel meer kansen biedt op een gelukkig leven. Verstandige en ervaren professionele adviseurs en gebedvolle bisschoppen kunnen hierbij assisteren. En dan is er het afgrijselijke, onvergeeflijke en boosaardige fenomeen lichamelijke en seksuele mishandeling. Dat is overbodig, ongerechtvaardigd, onverdedigbaar. Wat lichamelijke mishandeling betreft, heb ik nooit heil gezien in het gezegde ‘Wie zijn kind liefheeft, spaart de roede niet’. Ik zal eeuwig dankbaar zijn voor mijn vader die zijn kinderen nooit heeft geslagen. Hij had het talent om ze te laten weten wat hij van ze verwachtte en ze daarin aan te moedigen. Ik ben ervan overtuigd dat een gewelddadige vader gewelddadige zoons voortbrengt. Voor mij staat het vast dat een dergelijke straf in de meeste gevallen meer kwaad dan goed doet. Kinderen hoeven niet geslagen te worden. Ze hebben liefde en aanmoediging nodig. Ze hebben een vader nodig die ze kunnen respecteren, niet vrezen. En ze hebben bovenal een goed voorbeeld nodig. Ik heb onlangs een biografie van George H. Brimhall gelezen, die president van de Brigham Young University is geweest. Over hem heeft iemand eens gezegd dat ‘hij zijn jongens groot heeft gebracht met de roede — de hengelroede.’ (Raymond Brimhall Holbrook en Esther Hamilton Holbrook, The Tall Pine Tree: The Life and Work of George H. Brimhall, g.p., 1988, p. 62). Dat zegt genoeg. En dan hebben we nog de afgrijselijke, boosaardige praktijken van seksueel misbruik. Het is ondenkbaar. Het is een belediging van het fatsoen dat er in ieder man en vrouw hoort te bestaan. Het is een schending van datgene wat heilig en goddelijk is. Het vernietigt kinderen. Het is laakbaar en moet krachtig veroordeeld worden. Iedere man of vrouw die een kind seksueel misbruikt, moet zich diep schamen. De schender brengt niet alleen de ergst denkbare schade toe. Hij staat ook veroordeeld voor de Heer. De Meester zelf heeft gezegd: ‘Maar een ieder, die één dezer kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee’ (Matteüs 18:6). Hij had het niet duidelijker kunnen zeggen. Als er iemand binnen het bereik van mijn stem is die zich schuldig heeft gemaakt aan deze praktijken, dan verzoek ik u dringend ermee op te houden, het uit de weg te gaan, hulp te zoeken, de Heer om vergiffenis te smeken en het goed te maken met hen die u kwaad hebt berokkend. God laat in het geval van kindermishandeling niet met zich spotten. Toen de herrezen Heer op dit halfrond verscheen en het volk onderrichtte, ‘(...) weende Hij (...), en Hij nam hun kinderen één voor één, en zegende hen, en bad voor hen tot de Vader. En toen Hij dit had gedaan, weende Hij wederom’ (3 Nephi 17:21-22). Er is geen tederder en mooier voorbeeld in de heilige Schrift, waarin de liefde van de Heiland voor kleine kinderen op eenvoudiger wijze wordt beschreven. Van alle vreugden die het leven ons verschaft, evenaart er niet een de vreugde van gelukkig ouderschap. Van alle plichten waarvoor we ons inspannen, is er niet een die belangrijker is. Er is geen uitdaging die lonender is dan kinderen groot te brengen in een liefdevolle, veilige, gelovige sfeer. De vruchten van die inspanningen zullen zeer voldoeninggevend blijken te zijn. President Joseph F. Smith heeft eens gezegd: ‘Toch schuilt ware grootheid in het goed doen van datgene wat God aan alle mensen heeft voorbestemd. Een succesvolle vader of moeder te zijn is belangrijker dan een succesvolle generaal of staatsman te zijn. De ene is universele en eeuwige grootheid, de andere is kortstondig.’ (Gospel Doctrine, Salt Lake City: Deseret Book Co., 1939, p. 285.) Ik ben ervan overtuigd dat niets in dit leven ons dichter bij de hemel brengt dan de omgang tussen gelukkige ouders en gelukkige kinderen. Mijn smeekbede is, en ik wilde dat ik het beter onder woorden kon brengen: red de kinderen. Te veel kinderen leven met pijn en angst, eenzaamheid en wanhoop. Kinderen kunnen niet buiten zonlicht. Zij hebben behoefte aan liefde en zorg. Ze hebben vriendelijkheid, verkwikking en genegenheid nodig. Elk thuis, ongeacht de prijs van de woning, kan een liefdevolle sfeer bieden, wat een hemelse sfeer is. Mag ik u tot slot een brief voorlezen die ik een paar dagen geleden heb ontvangen. Daarin wordt gesproken over het soort thuis dat ik in gedachten heb. De afzender schrijft: ‘Ik schrijf u om u te vertellen dat het leven goed is. Ik zit hier en kijk uit op de schitterende bergen. De appelboom in de achtertuin hangt vol met bijna rijp fruit, de twee tortelduiven die we deze zomer in onze tuin hebben, eten wat uit het voederbakje, en het hete weer is eindelijk omgeslagen. ‘Mijn man en ik zijn nu 26 jaar getrouwd. We hebben vijf geweldige kinderen, twee schoonzoons, en een vredig, gelukkig thuis. Ik verbaas mij over de liefde van de Heer in ons leven. Zij loopt als een rode draad door ons huwelijk en ons gezinsleven heen. Ik heb niets te klagen en meestal vast ik om te danken. ‘Mijn man zit in het ringpresidium (...) en ik geef de cursus Evangelieleer. We hebben altijd functies in de kerk gehad en hebben daar veel plezier in. We genieten van het evangelie en het doet ons goed dat onze kinderen nu hetzelfde ervaren. ‘En daarom wilde ik u laten weten dat er veel liefde, vreugde, voldoening, plezier en dankbaarheid in ons leven is.’ Is het beeld dat hier geschapen wordt te mooi om waar te zijn? De schrijfster vindt van niet. Is het te idealistisch? Ik denk van niet. Ik weet niets af van de grootte van het huis of de tuin. Dat is niet belangrijk. Wél belangrijk is de sfeer in dat huis, waarin een priesterschapsdrager woont die liefde schenkt en een vrouw wier hart vervuld is van genegenheid en dankbaarheid, en kinderen, geboren uit een gezond huwelijk, die in een sfeer van geloof en vrede zijn grootgebracht. Wellicht kijkt u niet uit op een berg. Misschien heeft u geen appelboom in de achtertuin of nestelen er geen vogels op uw balkon. Maar u kunt wel als man en vrouw, of als echtpaar met kinderen, in liefde samenleven. Met respect en zelfbeheersing, en, niet te vergeten, gebed. Het oude bos brandt en sterft af. Maar aan de voet begint er een nieuw bos — een bos met buitengewoon veel potentieel. Men kijkt er graag naar. Het zal groeien. Het is het werk van God, het maakt deel uit van zijn goddelijke plan. Red de kinderen. Te veel kinderen lijden en huilen. God zegene ons dat we hen indachtig zullen zijn, zullen opbouwen en leiden als ze zich op gevaarlijke paden begeven. God zegene ons dat we voor ze zullen bidden en ze tot zegen zullen zijn en van hen zullen houden. Laten we ze begeleiden tot ze oud genoeg zijn om op eigen kracht vooruit te komen. Dat is mijn gebed in de naam van Hem die zo heel veel van hen houdt, namelijk de Heer Jezus Christus. Amen. Voor meer informatie over dit en andere onderwerpen, zie http://www.mormon.org

Stijlgidsnotitie:Als u De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in een artikel noemt, gebruik dan bij de eerste vermelding alstublieft de volledig naam van de kerk. Voor meer informatie over het gebruik van de naam van de kerk, zie onze onlineStijlgids.