Wat wij over godsdienstvrijheid weten
De meeste mensen weten dat vrijheid van godsdienst een van de fundamenteelste vrijheden is die de grondwet garandeert.
Zij is een fundamenteel recht van de mens en geniet nu wettelijke bescherming in veel landen over de hele wereld, en in wereldwijde verdragen zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948). Amerikanen erkennen en eerbiedigen godsdienstvrijheid over het algemeen als een van de onvervreemdbare vrijheden waarop zij aanspraak kunnen maken.
Maar ook al weet men dat er vrijheid van godsdienst heerst en dat die van grote waarde is, toch komt uit onderzoek naar voren dat veel mensen de betekenis ervan niet helemaal begrijpen. Daardoor begrijpen velen ook niet ten volle waarom zij zo belangrijk is en wat zij vergt.
Onderzoeken tonen aan dat de meeste mensen het basisbeginsel wel vatten. Voor de gemiddelde burger is godsdienstvrijheid het recht dat velen in de vrije wereld genieten om te geloven wat ze willen aangaande God en morele waarheid, plus het recht om desgewenst volgens die geloofsovertuiging te aanbidden. Dat voelt logisch aan. Het zou niet juist zijn als iemand gedwongen werd in kwesties van geloof of moreel besef, of ervan werd weerhouden om volgens zijn geweten te aanbidden.[1]
Wat godsdienstvrijheid nog meer inhoudt
Deze persoonlijke en naar binnen gerichte activiteiten zijn weliswaar wezenlijke elementen van godsdienstvrijheid, maar daarmee is niet alles gezegd. Godsdienstvrijheid gaat in werkelijkheid veel verder en dieper dan deze beschrijving doet vermoeden. Op het meer fundamentele vlak is godsdienstvrijheid — verwant aan gewetensvrijheid — het recht van ieder mens om volgens de stem van zijn geweten te denken en te geloven, en zich te uiten en te handelen naar waar men heilig in gelooft. Deze vrijheid geldt voor wie een geloofsovertuiging aanhangen en voor wie dat niet doen.
Het volledige beeld van godsdienstvrijheid onthult een fundamentele vrijheid die veel verder gaat dan het recht om te geloven wat men wil en het recht op persoonlijke godsdienstoefening op een plek van aanbidding of thuis. Ja, godsdienstvrijheid is niet slechts een innerlijke en persoonlijke aangelegenheid waar we in onze geest en in ons privéleven gebruik van mogen maken. Zij omvat ook het recht om te handelen naar de geloofsovertuiging en opvattingen die men heeft. Godsdienstvrijheid betekent niet alleen het recht om in afzondering te aanbidden, maar ook om vrijelijk en in het openbaar te leven naar het geloof dat men aanhangt.
Geloof zet aan tot daden, en de vrijheid om te geloven zonder de mogelijkheid om binnen de grenzen van de wet naar dat geloof te handelen, kan men geen vrijheid noemen. De meesten zien wel in dat een morele en religieuze overtuiging niet veel betekent als die geen invloed heeft op onze levenswijze. We mogen juist verwachten dat een geloofsovertuiging doorwerkt in hoe mensen zich gedragen, hoe ze hun kinderen opvoeden en hoe ze met anderen omgaan. Vrijheid van godsdienst beschermt dan ook het recht van ieder om te handelen naar zijn of haar geloof en morele overtuiging. Godsdienstvrijheid stelt ons niet alleen in staat om onze eigen mening over geloof te vormen, maar geeft ons ook de mogelijkheid om ernaar te handelen.
Om die reden mag godsdienst niet tot de privésfeer worden beperkt. Godsdienstvrijheid beschermt uiteraard de rechten van ieder mens om zijn godsdienst binnenskamers te beoefenen. Maar religieuze en morele uitingen zijn volgens diezelfde vrijheid ook op openbare plekken toegestaan. In het gemeentehuis, in de krant, op internet of waar dan ook in het openbaar hebben mensen met een morele overtuiging het recht om die overtuiging op grond van hun godsdienstvrijheid uit te dragen, hun visie op de samenleving uiteen te zetten en die te bepleiten.
Onderzoeken wijzen zelfs uit dat religieuze mensen aan de samenleving bijdragen, en dat ze die verrijken en verbeteren. Ze leggen vaak een onevenredig grote mate van sociale deugden als burgerzin, vrijgevigheid, vrijwilligerswerk en maatschappelijke betrokkenheid aan de dag. Al met al vereist godsdienstvrijheid niet alleen dat gelovige mensen en hun stem in het openbaar welkom zijn; het burgerfundament van de samenleving zelf is erbij gebaat.[2]
Godsdienstvrijheid uitoefenen en beschermen
Het feit dat godsdienstvrijheid ook voor het openbare leven geldt en meer inhoudt dan alleen het recht op een eigen geloofsovertuiging, betekent uiteraard niet dat zij alle andere belangen in de samenleving overvleugelt. Het doel van een democratie is om aan de uiteenlopende belangen van alle betrokkenen tegemoet te komen. Godsdienst- en gewetensvrijheid zijn belangrijk als sterke basis voor dit systeem van vreedzame co-existentie. Ze moeten tegen andere belangen, zoals de rechten van anderen, de wet en de openbare veiligheid, worden afgewogen. Deze vrijheden zijn echter zo fundamenteel voor de menselijke waardigheid en dragen zoveel bij aan de samenleving, dat een zorgvuldige bescherming ervan op zijn plaats is.
Die bescherming is de verantwoordelijkheid van alle burgers die hun vrijheid op waarde schatten en erkennen dat hun eigen vrijheden staan of vallen met die van anderen. Godsdienstvrijheid kan verder alleen worden beschermd als men die volledig begrijpt en in haar geheel respecteert. Een ontoereikend begrip van godsdienstvrijheid kan problematisch worden als dat bijvoorbeeld leidt tot een beleid en tot wetgeving die een te beperkte definitie van godsdienstvrijheid hanteren en haar niet voldoende beschermen. Door onbegrip van wat godsdienstvrijheid werkelijk betekent, kan deze fundamentele vrijheid zonder de nodige waakzaamheid langzaam en subtiel worden uitgehold en onder vuur komen te liggen. Een degelijke visie op godsdienstvrijheid die haar ten volle waardeert is vereist om haar te laten voortbestaan en tot bloei te laten komen.
[1]Zie ‘Survey Fact Sheet: What Americans Know About Religious Freedom’, American Religious Freedom Program, geraadpleegd op 14 januari 2012, http://religiousfreedom.org/research/detail/survey-fact-sheet-americans-views-on-religious-freedom; en ‘What It Means to Be an American’, Brookings Institute en Public Religion Research Institute, geraadpleegd op 14 januari 2012, http://www.brookings.edu/reports/2011/0906_american_attitudes.aspx.
[2]Zie Robert D. Putnam en David E. Campbell, American Grace: How Religion Divides and Unites Us (New York: Simon and Schuster, 2010).