De plaatselijke leider van heiligen der laatste dagen is de bisschop (of gemeentepresident voor kleine kerkgemeenten). Een bisschop draagt het priesterschap en is door een hogere kerkleider tot het ambt van bisschop geordend. Hij verdient zijn eigen brood en ontvangt geen vergoeding voor zijn werk in de kerk. Hoewel er geen vastgestelde periode is, is een bisschop meestal zo’n vijf jaar in functie, waarna hij weer een gewoon lid wordt van de kerkgemeente of een taak daarbuiten krijgt toegewezen.
Andere priesterschapsdragers helpen de bisschop met zijn taken, zoals twee raadgevers (adviseurs). Daarnaast krijgt een bisschop hulp van een wijkraad, die bestaat uit mannen en vrouwen die specifieke, belangrijke taken hebben in de zorg voor het welzijn van de leden van de kerk, jong en oud.
Bepaalde taken in de kerkgemeente moeten door priesterschapsdragers worden verricht, zoals het zegenen van de zinnebeelden van Christus’ lichaam (brood) en zijn bloed (water), zieken zalven of iemand dopen. Alleen mannelijke leden die de kerknormen naleven, dragen het priesterschap.
Taken zoals in de kerk een toespraak houden of een gebed uitspreken vereisen geen priesterschap en worden door zowel mannen als vrouwen verricht.
Een van de redenen waarom heiligen der laatste dagen zoveel vrijwilligerswerk verrichten, is dat er geen betaalde geestelijken in de wijken of gemeenten zijn. Er wordt van iedereen verwacht dat hij zijn steentje bijdraagt en er zijn geen permanente plaatselijke leiders. Iemand die vandaag bisschop is, kan volgende week in een klas zitten en les krijgen van iemand die eerst een assistent was.
Er is ook binnen de priesterschap geen gevoel van rangen en standen. Bijna alle mannen die actief in de kerk zijn, hebben het ambt van ouderling of hogepriester. Deze mannen komen in groepen, die quorums genoemd worden, bij elkaar voor wekelijkse lessen en zijn zo georganiseerd dat ze gezamenlijk in bepaalde behoeften kunnen voorzien, zoals het zorgen voor de armen of het helpen van eenoudergezinnen.